This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Wat doen we vandaag?
Vragen Taaloefeningen 15B en 15C?
Vragen: De jacht & Ganzen op het Capitool?
Grammatica
Vertalen 16A.
Slide 1 - Slide
Vragen Taaloefeningen 15B en/of 15C? Vragen: De Jacht & De Ganzen?
Slide 2 - Open question
Slide 3 - Slide
De jacht
1. a. Venatio is de jacht op wilde beesten.
b. Aucupium is de jacht op vogels.
2. De jacht was populair omdat:
1) de Romeinen hielden van de spanning van een gevecht tussen mens en een wild dier;
2) de Romeinen hierdoor een lekkere maaltijd konden bereiden;
3) rijke Romeinen zich hiermee konden onderscheiden van de armere mensen.
Slide 4 - Slide
De jacht
3. a. De vissers vissen met een hengel. Dit is te zien aan de rechterfiguur, die in zijn rechterhand een hengel vasthoudt.
b. Onder andere een octopus, zwaardvis en zee-egel.
Slide 5 - Slide
Ganzen op het Capitool
1. Het hert was gewijd aan Diana, de panter aan Bacchus.
2. Op illustratie 16.4 ontbreken de ganzen.
Slide 6 - Slide
Grammatica 16A: bijwoord
Bijwoorden (adverbia) zeggen iets over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord, of een ander bijwoord.
Bijwoorden maken duidelijk waar, wanneer of hoe iets gebeurt of het geval is.
Bijwoorden kunnen worden afgeleid van bijvoeglijke naamwoorden. Ze zijn onverbuigbaar.
Slide 7 - Slide
Woorden met een genitivus op –ius en een dativus op –i
Een aantal bijvoeglijke naamwoorden van groep 1 en 2 heeft in de genitivus en dativus enkelvoud afwijkende uitgangen.
Deze woorden hebben een genitivus enkelvoud op –ius en een dativus enkelvoud op –i.
Deze uitgangen vinden we bij alle geslachten.
Dit geldt voor 10 bijvoeglijk naamwoorden.
Leer deze woorden!
Slide 8 - Slide
Grammatica 16A: bijwoord
Bijwoorden afgeleid van bijvoeglijke naamwoorden van groep 1 en 2 eindigen in de regel op –e, soms op –o.
Bijwoorden afgeleid van bijvoeglijke naamwoorden van groep 3 eindigen op –(i)ter.
Soms wordt het onzijdig enkelvoud van het bijvoeglijk naamwoord gebruikt als bijwoord:.
Sommige bijwoorden zijn onregelmatig.
Slide 9 - Slide
Tum Valerius tribunus, ceteris inter metum pudoremque ambiguis, impetrato prius a consulibus ut in Gallum tam inaniter adrogantem pugnare sese permitterent, progreditur intrepide modesteque obviam;
Slide 10 - Open question
et congrediuntur et consistunt, et conserebantur iam manus.
Slide 11 - Open question
Atque ibi vis quaedam divina fit:
Slide 12 - Open question
corvus repente inprovisus advolat et super galeam tribuni insistit
Slide 13 - Open question
atque inde in adversarii os atque oculos pugnare incipit;
Slide 14 - Open question
insiliebat, obturbabat et unguibus manum laniabat et prospectum alis arcebat
Slide 15 - Open question
atque, ubi satis saevierat, revolabat in galeam tribuni.
Slide 16 - Open question
Sic tribunus, spectante utroque exercitu, et sua virtute nixus et opera alitis propugnatus, ducem hostium ferocissimum vicit interfecitque,
Slide 17 - Open question
atque ob hanc causam cognomen habuit Corvinus.
Slide 18 - Open question
Id factum est annis quadringentis quinque post Romam conditam.
Slide 19 - Open question
Aan het werk.
Vertaal 16A, 1 t/m 5.
Dit is ook huiswerk.
Daarnaast: leer de woordjes en grammatica t/m 16A.
Slide 20 - Slide
Wat heb je vandaag geleerd?
Slide 21 - Open question
Wat is nog onduidelijk? Waar wil je meer over weten?