9 september

Wat doen we vandaag?
  • Bespreken vragen bij de intro-tekst H. 16.
  • Grammatica  H. 16
  • Bespreken 16A, t/m regel 5.
  • Vertalen 16A.  
1 / 20
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat doen we vandaag?
  • Bespreken vragen bij de intro-tekst H. 16.
  • Grammatica  H. 16
  • Bespreken 16A, t/m regel 5.
  • Vertalen 16A.  

Slide 1 - Slide

De jacht
  • 1. a. Venatio is de jacht op wilde beesten.
  • b. Aucupium is de jacht op vogels.
  • 2. De jacht was populair omdat:
  • 1) de Romeinen hielden van de spanning van een gevecht tussen mens
    en een wild dier; 
  • 2)  de Romeinen hierdoor een lekkere maaltijd konden bereiden; 
  • 3) rijke Romeinen zich hiermee konden onderscheiden van
    de armere mensen.

Slide 2 - Slide

De jacht
  • 3. a. De vissers vissen met een hengel.
    Dit is te zien aan de rechterfiguur, die in zijn rechterhand een
    hengel vasthoudt. 
  • b. Onder andere een octopus, zwaardvis en zee-egel.

Slide 3 - Slide

Ganzen op het Capitool
  • 1. Het hert was gewijd aan Diana, de panter aan Bacchus.
  • 2. Op illustratie 16.4 ontbreken de ganzen.

Slide 4 - Slide

Grammatica 16A: bijwoord
  • Bijwoorden (adverbia) zeggen iets over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord, of een ander bijwoord.
  • Bijwoorden maken duidelijk waar, wanneer of hoe iets gebeurt of het geval is. 
  • Bijwoorden kunnen worden afgeleid van bijvoeglijke naamwoorden. Ze zijn onverbuigbaar.

Slide 5 - Slide

Woorden met een genitivus op –ius en een dativus op –i
  • Een aantal bijvoeglijke naamwoorden van groep 1 en 2 heeft in de genitivus en dativus enkelvoud afwijkende uitgangen. 
  • Deze woorden hebben een genitivus enkelvoud op –ius en een dativus enkelvoud op –i.
  • Deze uitgangen vinden we bij alle geslachten.
  • Dit geldt voor 10 bijvoegelijk naamwoorden. 
  • Leer deze woorden!

Slide 6 - Slide

Grammatica 16A: bijwoord
  • Bijwoorden afgeleid van bijvoeglijke naamwoorden van groep 1 en 2  eindigen in de regel op –e:, soms op –o.
  • Bijwoorden afgeleid van bijvoeglijke naamwoorden van groep 3 eindigen op –(i)ter.
  • Soms wordt het onzijdig enkelvoud van het bijvoeglijk naamwoord gebruikt als bijwoord:.
  • Sommige bijwoorden zijn onregelmatig.

Slide 7 - Slide

Tum Valerius tribunus, ceteris inter metum pudoremque ambiguis, impetrato prius a consulibus ut in Gallum tam inaniter adrogantem pugnare sese permitterent, progreditur intrepide modesteque obviam;

Slide 8 - Open question

et congrediuntur et consistunt, et conserebantur iam manus.

Slide 9 - Open question

Atque ibi vis quaedam divina fit:

Slide 10 - Open question

corvus repente inprovisus advolat et super galeam tribuni insistit

Slide 11 - Open question

atque inde in adversarii os atque oculos pugnare incipit;

Slide 12 - Open question

insiliebat, obturbabat et unguibus manum laniabat et prospectum alis arcebat

Slide 13 - Open question

atque, ubi satis saevierat, revolabat in galeam tribuni.

Slide 14 - Open question

Sic tribunus, spectante utroque exercitu, et sua virtute nixus et opera alitis propugnatus,
ducem hostium ferocissimum vicit interfecitque,

Slide 15 - Open question

atque ob hanc causam cognomen habuit Corvinus.

Slide 16 - Open question

Id factum est annis quadringentis quinque post Romam conditam.

Slide 17 - Open question

Aan het werk. 
  • Vertaal 16A. 

Dit is ook huiswerk.
Daarnaast: leer de woordjes en grammatica van 16A.

Slide 18 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 19 - Open question

Wat is nog onduidelijk?
Waar wil je meer over weten?

Slide 20 - Open question