werkwoordspelling dt2 week 5

Werkwoordspelling
Tegenwoordige tijd
Verleden tijd 
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling
Tegenwoordige tijd
Verleden tijd 

Slide 1 - Slide

De bakker (vinden t.t) stokbrood bakken het leukste.
A
vinden
B
vindt
C
vind
D
vint

Slide 2 - Quiz

De jongens (wachten v.t) gisteren lang op de trein.
A
wachtten
B
wachtte
C
wachten
D
wachte

Slide 3 - Quiz

(Beantwoorden t.t)jij deze vraag goed?
A
beantwoord
B
beantwoort
C
beantwoordt

Slide 4 - Quiz

(Braden t.t)je oma morgen weer die lekkere kip?
A
braad
B
braden
C
braat
D
braadt

Slide 5 - Quiz

(slapen v.t) jij vannacht ook zo goed?
A
Slaapte
B
slaaptte
C
sliep

Slide 6 - Quiz

Waar (worden) je blij van?
A
word
B
wordt
C
wort
D
worden

Slide 7 - Quiz

De kachel (branden t.t) eindelijk goed.
A
brant
B
brand
C
brandt

Slide 8 - Quiz

Dat meisje (giechelen) al als je naar haar kijkt.
A
giechelt
B
giecheldt
C
giecheld

Slide 9 - Quiz

De situatie (blijken v.t) onhoudbaar te zijn
A
blijkte
B
blijktte
C
bleekte
D
bleek

Slide 10 - Quiz

Het nieuwtje (verspreiden) zich snel door de school.
A
verspreid
B
verspreidde
C
verspreed

Slide 11 - Quiz