H1 Taalverzorging leestekens, de/het woorden

Goedemorgen!
10 minuten lezen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Goedemorgen!
10 minuten lezen

Slide 1 - Slide

Taalverzorging
Doelen van deel 1 van de les:

Aan het einde van deze les kunnen jullie benoemen welke woorden met een hoofdletter worden geschreven.

Aan het einde van deze les kunnen jullie onderscheid maken tussen een . en een ? 

Slide 2 - Slide

Hoofdletters
Een zin begint altijd met een hoofdletter (altijd???).

Namen schrijf je altijd met een hoofdletter:
-voor- en achternaam
-land, plaatsnaam en straatnaam
-naam van een winkel, school, provincie, pretpark, merk
(Jumbo, Fioretti College, Limburg, Toverland, Adidas)


Slide 3 - Slide

Is het 2e woord goed geschreven?

Alle nederlanders hebben vakantie.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Is het laatste woord goed geschreven?

Ik woon in de Bernhardstraat.



A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Is het derde woord goed geschreven?

In de efteling heb ik veel plezier.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Is het laatste woord goed geschreven?

Isa zit op het Rodenborch-College.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Punten en vraagtekens
.
?

Alleen bij een vraagzin gebruik je een ?

Anders gebruik je een.

Slide 8 - Slide


Komt er een . of ? aan het eind van de zin?

Waarom doe je niet mee


A
.
B
?

Slide 9 - Quiz

Komt er een . of ? aan het eind van de zin?

Pak jij even de melk uit de koelkast


A
.
B
?

Slide 10 - Quiz

Komt er een . of ? aan het eind van de zin?

Wat ga je dit weekend doen
A
.
B
?

Slide 11 - Quiz

Komt er een . of ? aan het eind van de zin?

Het is vandaag vrijdag 12 november
A
.
B
?

Slide 12 - Quiz

Komt er een . of ? aan het eind van de zin?

Is het vandaag vrijdag 12 november
A
.
B
?

Slide 13 - Quiz

Kaartjes
-loop rustig rond.
-ontmoet 3 klasgenoten (ook jongens/ meisjes).
-noem het woord op je kaartje en vraag of het met een hoofdletter moet. Leg ook uit waarom!

-ronde 1 & ronde 2.
-leg na elke rond je kaartje op makkelijk of moeilijk

Slide 14 - Slide

Aan het werk
Maak op blz. 36 en verder opdracht 1-2-3-4-5-7.
Werk hierbij samen.

We werken hier ongeveer 15 minuten aan.


Slide 15 - Slide

Taalverzorging
Doelen van deel 2:

-Jullie weten hoe je van een samengesteld woord kunt uitzoeken of het een de-woord of het-woord is.

Slide 16 - Slide

de of het
-Ons taalgevoel
-Woordenboek/ of www.woordenlijst.org

-Verkleinwoorden zijn altijd het-woorden
-Meervoud zijn altijd de-woorden

-Samengesteld woord (woord+woord)> 2e woord bepaalt of het een 
de-woord of een het-woord is.

Slide 17 - Slide

Voorbeelden
-Verkleinwoorden: het autootje, het boompje, het fietsje, het tasje, het kippetje, het hondje.
-Meervoud: de auto's, de bomen, de fietsten, de tassen, de kippen, de honden.
-Samengestelde woorden (woord+woord): 
*het vakantiehuis (de vakantie, het huis)
*het bloempotje (de bloem, het potje)

Slide 18 - Slide

oudercontact
stapelbed
juffrouwtjes
foutje
trouwdag
paardenstal
schoolfeest
tractor
kippen
kippetje
DE
HET

Slide 19 - Drag question

Herhaling: ou of au?
Geen regels? Wel een au-plaat,  misschien ook een liedje (basisschool)?

-Trouwen> trouwdag, trouwpak, trouwjurk.
-Kauwen> ik kauw, jij kauwt, ik heb gekauwd.
-Auto> automaat, automatisch, autobiografie.

= leren door lezen & schrijven



Slide 20 - Slide

Aan het werk
Blz. 40 en verder: maak opdracht 1-2-3  en maak 8-9-10.
Werk hierbij samen.

We werken tot 11.55. Dan volgt nog een lesafsluiting.

Slide 21 - Slide

Waar of niet waar?
Waar= zitten
Niet waar =staan

Ou=zitten
Au= staan

Slide 22 - Slide

Exit ticket (kaartje voor de uitgang)
Vul het kaartje in.
Niet tevreden, dan mag je het lokaal nog niet verlaten!




(Noor & Bas: even blijven, want ik wil nog iets vragen/zeggen)

Slide 23 - Slide