2.7 grammatica samengestelde zinnen

Wat gaan we doen?


  • Planner deze week bespreken
  • Nederlands: 2.7 samengestelde zinnen uitleg + maken
  • Studiemeter: taal of rekenen
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat gaan we doen?


  • Planner deze week bespreken
  • Nederlands: 2.7 samengestelde zinnen uitleg + maken
  • Studiemeter: taal of rekenen

Slide 1 - Slide

2.7 Grammatica
Samengestelde zinnen en voegwoorden

Slide 2 - Slide

Doelen van deze les:
* Ik kan een samengestelde zin herkennen.
* Ik kan de persoonsvormen aanwijzen in een samengestelde zin.
* Ik weet wat een voegwoord is.
* Ik kan een samengestelde maken door voegwoorden te gebruiken.

Slide 3 - Slide

Waarom maak je samengestelde zinnen?
  • Samengestelde zinnen maken een tekst beter en prettiger leesbaar. 
  • Samengestelde zinnen brengen samenhang in een tekst. 



Slide 4 - Slide

Enkelvoudige zinnen
* enkelvoudige zinnen bestaan altijd uit 1 losse zin. 
* De losse zinnen hebben 1 persoonsvorm en 1 onderwerp. 

Slide 5 - Slide

samengestelde zinnen
- Samengestelde zinnen bestaan uit 2 of meer losse zinnen. 
- De losse zinnen worden samengevoegd met een voegwoord. 
- Samengestelde zinnen hebben minimaal 2 persoonsvormen en 2 onderwerpen. 
- In de delen van samengestelde zinnen staat de persoonsvorm niet altijd op dezelfde plaats. Let daar goed op!

Slide 6 - Slide

Samengestelde zinnen met meer persoonsvormen
In een samengestelde zin staan meerdere persoonsvormen. 
Door de zin in een andere tijd te zetten, kun je erachter komen welke werkwoorden de persoonsvormen zijn en welke niet. 

Slide 7 - Slide

Samengestelde zinnen 
Voorbeeld van de tijdproef om de PV's te bepalen:

- Ik heb uren liggen lezen, maar mijn boek is nog steeds niet uit.
- Ik had uren liggen lezen, maar mijn boek was nog steeds niet uit. 
*heb wordt had / is wordt was
DUS: heb + is zijn hier persoonsvormen 

Slide 8 - Slide

Wat zijn kenmerken van samengestelde zinnen? 2 antwoorden zijn goed!
A
heeft meer dan 1 persoonsvorm
B
je kunt de zin niet vragend maken
C
staat altijd in de verleden tijd
D
heeft meer dan 1 onderwerp

Slide 9 - Quiz

Hoe vind je de persoonsvorm in een samengestelde zin?
A
je maakt de zin vragend
B
je zet de zin in een andere tijd
C
je zoekt het ow en 2 woorden daarvoor staat de pv

Slide 10 - Quiz

Wat zijn de pv's in deze zin en wat is het voegwoord?
Lisa stopte 10 euro in haar portemonnee en ze besloot niet meer geld uit te geven.
A
pv: stopte, geven voegwoord: en
B
pv: stopte, besloot voegwoord: ze
C
pv: stopte, besloot voegwoord: meer
D
pv: stopte, besloot voegwoord: en

Slide 11 - Quiz

Wat zijn de pv's in deze zin en wat zijn de onderwerpen?
We gaan dit jaar naar Ameland op vakantie, omdat we het eiland niet kennen.
A
pv: gaan, kennen ow: we, we
B
pv: gaan, kennen ow: omdat, niet
C
pv: we, we ow: gaan, kennen
D
pv: gaan, kennen ow: Ameland, eiland

Slide 12 - Quiz

Noteer persoonsvormen en onderwerpen van de samengestelde zin.

Toen de feestgangers dansten in de tent, vielen de tafels om.

Slide 13 - Open question

Noteer persoonsvormen en onderwerpen van de samengestelde zin.
Toen het cruiseschip in de haven van Rotterdam aangelegd was, zijn we gaan kijken.

Slide 14 - Open question

Aan de slag!
Maken blz. 113 en 114 in je werkboek

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide