Ep. 9, 36, 1-2

Epistulae 9, 36 1-2 (blz. 126)
1 / 18
next
Slide 1: Slide
Klassieke TalenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Epistulae 9, 36 1-2 (blz. 126)

Slide 1 - Slide

regel 1 - wat is het lijdend voorwerp bij disponam?
A
quemadmodum
B
Tuscis
C
diem
D
aestate

Slide 2 - Quiz

r.2 circa horam primam
Hoe laat zal dat ongeveer zijn?
A
tussen 5.00 en 6.00
B
tussen 6.00 en 7.00
C
tussen 7.00 en 9.00
D
tussen 8.00 en 9.00

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Slide

Tijdrekening bij de Romeinen
Zowel de dag als de nacht werden elk ingedeeld in 12 gelijke, maar van dag tot dag in lengte variërende horae (uren), die te beginnen met zonsopgang resp. zonsondergang aangeduid werden als hora prima, secunda, tertia enz. tot en met duodecima. Deze horae hadden dus slechts tweemaal per jaar, bij de dag-en-nachtevening, alle een duur van 60 moderne minuten; bij de winterzonnewende telde een hora overdag slechts ca. 44,5 en 's nachts ca. 75,5 moderne minuten, bij de zomerzonnewende was het precies omgekeerd. De Romeinen kenden nog geen minuten en seconden. Het dagelijkse leven was in het antieke Rome nooit - evenmin als trouwens vrijwel overal in Europa tot ver in de 19.e eeuw - onderworpen aan de mathematische nauwkeurigheid die tegenwoordig heerst. Het gebruik van zonnewijzers (horologia) en wateruurwerken (clepsydrae) sinds de 2e eeuw vC bracht hierin nauwelijks verandering.

Slide 5 - Slide

r.2-3 saepe ante, tardius raro
Welke stijlfiguur zie je hier NIET?
A
chiasme
B
anafoor
C
asyndeton
D
antithese

Slide 6 - Quiz

r.3 mire - bijwoord
Over welk woord zegt mire iets?

A
silentio et tenebris
B
abductus
C
relictus
D
sequor

Slide 7 - Quiz

r. 3-5
mire enim                                                 want op wonderlijke wijze 
silentio et tenebris                                door de stilte en de duisternis 
abductus  ab iis quae avocant         verwijderd  van de dingen die de                                                                                              aandacht   afleiden
et liber                                                          en vrij
et mihi relictus                                         en aan mezelf overgelaten
non ... oculis sequor                              niet met mijn gedachten mijn ogen, maar
                                                                         met mijn ogen mijn gedachten

Slide 8 - Slide

r. 5 non oculos animo sed animum oculos

Welke twee stijlfiguren worden gecombineerd?
A
chiasme en asyndeton
B
parallellisme en asyndeton
C
chiasme en parallellisme
D
chiasme en anafoor

Slide 9 - Quiz

r. 5 non oculos animo sed animum oculos
qua woordvolgorde een chiasme: ab ba
qua grammatica een parallellisme: 
                             acc. abl. acc. abl.

Slide 10 - Slide

r.6 qui - wat is het antecedent?
A
animum
B
oculis
C
mens
D
eadem

Slide 11 - Quiz

r.3-6 inhoud



Plinius laat zich niet afleiden door wat hij ziet, maar ziet voor zich wat hij bedenkt

Slide 12 - Slide

r.7 scribenti emendantique
welke naamval?
A
nom.mv.
B
dat.ev.
C
gen.ev.
D
abl.ev.

Slide 13 - Quiz

similis scribenti emendantique
similis + gesubstantiveerde ptc. in dativus:
lijkend op iemand die schrijft en verbetert = 
net als iemand die schrijft en verbetert
-> Plinius schaaft aan zijn gedachten zoals aan een tekst

Slide 14 - Slide

r.9 componi teneri(ve)
wat voor vormen?
A
1e ev. perfectum actief
B
inf. praesens passief

Slide 15 - Quiz

r.9 componi tenerive
-ve achter een woord = aut voor een woord
net als
-que achter een woord = et voor een woord

Slide 16 - Slide

r.11 die admisso
wat bedoelt Plinius?
A
de zon is opgegaan
B
de luiken zijn opengedaan

Slide 17 - Quiz

r.10-11 abit ....revocatur
Wat wil Plinius hiermee benadrukken?
A
dat hij zijn slaaf kan laten doen wat hij wil
B
dat hij een wispelturig man is
C
dat hij aan zijn teksten blijft schaven
D
dat zijn slaaf steeds iets vergeet

Slide 18 - Quiz