Wiederholung Kapitel 2+3

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Kapitel 2 "die Familie" + Kapitel 3 "Essen" - Wiederholung

Hoe vertaal je nu ook weer het bepaald lidwoord "de/het" naar het Duits?

Welke woorden zijn
zoal mannelijk in het Duits?

Welke woorden zijn
zoal onzijdig?

En welke woorden zijn
vrouwelijk?

Vul het juiste lidwoord aan:
_____ Frühling (lente)

1. der
2. die (enkelvoud)
3. das
4. die (meervoud)

Vul het juiste lidwoord aan:
____ Lehrerin

1. der
2. die (enkelvoud)
3. das
4. die (meervoud)

Vul het juiste lidwoord aan:
_____ Eltern

1. der
2. die (enkelvoud)
3. das
4. die (meervoud)

Vul het juiste lidwoord aan:
_____ Übung

1. der
2. die (enkelvoud)
3. das
4. die(meervoud)

Welke woorden in het Duits krijgen zo allen een hoofdletter?

Voeg het juiste aantal hoofdletters toe:
ich habe das buch in münchen mit anna gelesen.

1. Ich habe das buch in München mit anna gelesen.
2. Ich habe das Buch in München mit anna gelesen.
3. Ich habe das Buch in München mit Anna gelesen.
4. Ich habe das buch in München mit Anna gelesen.

Voeg het juiste aantal hoofdletters toe:
haben sie noch einen tisch für zwei personen, herr kellner?

1. Haben Sie noch einen Tisch für Zwei Personen, herr Kellner?
2. Haben Sie noch einen Tisch für zwei Personen, Herr Kellner?
3. Haben sie noch einen Tisch für Zwei Personen, herr Kellner?
4. Haben sie noch einen Tisch für Zwei Personen, Herr Kellner?

Waarvoor dient een
rangtelwoord?

Hoe schrijf je het rangtelwoord voluit?
Das ist das 6. Kind

1. sechte
2. sechste
3. sechsste
4. sechstete

Hoe schrijf je voluit?
Morgen ist der 8. August

1. achtste
2. achtse
3. achte
4. achste

Vertaal de volgende zin:
Op dinsdag komt hij om 17 uur.

1. Um Dinstag kommt er am 17 Uhr
2. Am Dinstag kommt er am 17 Uhr
3. Am Dienstag kommt er am 17 Uhr
4. Am Dienstag kommt er um 17 Uhr

Vertaal de volgende zin:
Vandaag is het 7 januari

1. Vontag ist der siebente Januar
2. Vontag is der siebte Januar
3. Heute ist der siebte Januar
4. Heute ist der siebente Januar

Wat heeft het ezelsbruggejte "Feesttenten" met de vervoeging van de zwakke werkwoorden te maken?

Hoe maak je normaal gezien het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden?

Wat is speciaal aan ww
met stam op -d/-t?

Wat is speciaal aan de
ww op sisklank?

Vul aan met de juiste vervoeging in de juiste tijd: (arbeiten) Er ____ den ganzen Tag.

1. arbeite
2. arbeitet
3. arbeittet
4. arbeit

Vul de juiste vorm van het werkwoord in: (atmen) Wir haben schwierig (moeilijk)___

1. atmen
2. atmet
3. geatmt
4. geatmet

Vul de juiste vorm van het werkwoord in: (leben) Ihr ___ schon 4 Jahren in Deutschland.

1. lebe
2. lebet
3. leben
4. lebt

Hoe vertaal je een/geen
in het Duits?

Vul de juiste vertalingen en uitgangen in: Es ist (haar) Kind.

1. euer
2. Ihr
3. ihr
4. dein

Vul de juiste vertaling aan:
Herr Ober, (onze)___ Suppe ist kalt.

1. unse
2. unsere
3. eure
4. Ihre

Vul met de juiste vertaling en uitgang aan:
Ich mag (geen)___ Fleisch

1. kein
2. keine
3. ein
4. eine