deel2_samengesteldezinnen_havo2

Samengestelde zin
1 / 22
next
Slide 1: Mind map
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Samengestelde zin

Slide 1 - Mind map

samengesteld of enkelvoudig?
Het is prettig als je je huis goed verwarmt.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 2 - Quiz

Het is prettig als je je huis goed verwarmt.
Het was prettig als je je huis goed verwarmde.

Zin in andere tijd zetten -> woord/woorden die veranderen zijn pv -> meer dan 1 woord verandert? -> meer dan 1 pv -> samengestelde zin.

Slide 3 - Slide

enkelvoudig/samengesteld?
Met advertenties willen bedrijven iets bereiken.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 4 - Quiz

enkelvoudig/samengesteld?
Zoveel mogelijk mensen moeten hun producten kopen.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 5 - Quiz

enkelvoudig/samengesteld?
Advertenties worden geplaatst, zodat mensen dit ook kopen.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 6 - Quiz

Hoofdzin(nen)/hoofdzin+bijzin?
Advertenties worden geplaatst, zodat mensen dit ook kopen.
A
H+H
B
H+B
C
B+H
D
H+H+B

Slide 7 - Quiz

Advertenties worden geplaatst, zodat mensen dit ook kopen.
Advertenties niet worden geplaatst = hoofdzin
(zodat) mensen dit ook niet kopen = bijzin
Twee zinnen worden aan elkaar geplakt door 'zodat' = voegwoord.

Slide 8 - Slide

Voegwoorden
Nevenschikkende voegwoorden                                                               Onderschikkende voegwoorden 
- Verbinden hoofdzinnen met elkaar (H+H)                           -Verbinden hoofdzijn en bijzin (H+B)          
- En                           Hij voetbalt en zij leest.                                - omdat, nadat, zodat, als, dan, toen, 
- Maar.                     Hij voetbalt, maar zij leest.                             voordat, hoewel, terwijl enz...
- Want.                    Hij voetbalt, want zij leest.                          Hij voetbalt terwijl zij leest.
-Of (bij keuze)      Ga je voetballen of lezen?                           Mijn zusje bakt taart, omdat ik jarig ben.

Slide 9 - Slide

Hoofdzin(nen)/hoofdzin en bijzin
Je kunt dus ook aan het voegwoord zien of het hoofdzinnen zijn die met elkaar verbonden worden, of hoofdzin en bijzin....
stap 1: Zoek de pv in de zin(nen) - enkelvoudig of samengestelde zin. Is het samengesteld? 
stap 2: Kijk naar het voegwoord. Is het 1 van de 5 nevenschikkende voegwoorden? en, maar want, of (bij keuze), dus? -> ja? -> H+H     nee? dan stap 3
stap 3: Probeer tussen pv en ow het woordje 'niet' te plaatsen om te bepalen welke zin de H is en welke de B

Slide 10 - Slide

Onderschikkend of nevenschikkend voegwoord?
De jongen speelt gitaar, maar hij kan het nog niet zo goed.
A
onderschikkend
B
nevenschikkend

Slide 11 - Quiz

Hoofdzin(nen)/hoofdzin+bijzin?
De jongen speelt gitaar, maar hij kan het nog niet zo goed.
A
H+H
B
H+B
C
B+H
D
H+H+B

Slide 12 - Quiz

Onderschikkend of nevenschikkend voegwoord?
Nadat ze hadden ingelogd, konden ze meedoen met de les.
A
onderschikkend
B
nevenschikkend

Slide 13 - Quiz

Hoofdzin(nen)/hoofdzin+bijzin?
Nadat ze hadden ingelogd, konden ze meedoen met de les.
A
H+H
B
H+B
C
B+H
D
H+H+B

Slide 14 - Quiz

Onderschikkend of nevenschikkend voegwoord?
Ik weet niet of ik morgen naar het bos ga.
A
onderschikkend
B
nevenschikkend

Slide 15 - Quiz

Hoofdzin(nen)/hoofdzin+bijzin?
Ik weet niet of ik morgen naar het bos ga.
A
H+H
B
H+B
C
B+H
D
H+H+B

Slide 16 - Quiz

Onderschikkend of nevenschikkend voegwoord?
De coronacrisis is nog niet voorbij, dus mogen we niet uiteten.
A
onderschikkend
B
nevenschikkend

Slide 17 - Quiz

Wat is het voegwoord in deze zin?
Pubers slapen veel meer uit, omdat ze niet naar school hoeven.

Slide 18 - Open question

Wat is het voegwoord in deze zin?
Toen ik gisteren naar buiten ging, kon ik lekker in de zon zitten.

Slide 19 - Open question

Wat is het voegwoord in deze zin?
Wij zitten de hele dag binnen, want we mogen niet naar buiten.

Slide 20 - Open question

Hoofdzin(nen)/hoofdzin+bijzin?
De coronacrisis is nog niet voorbij, dus mogen we niet uiteten.
A
H+H
B
H+B
C
B+H
D
H+H+B

Slide 21 - Quiz

Ik weet nu wat het verschil is tussen een nevenschikkend en onderschikkend voegwoord en kan ze herkennen.
A
ja
B
nee
C
een beetje

Slide 22 - Quiz