LES 4: TAALVERZORGING (START)

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2

Startklaar 

       

       Pak je Chromebook/ laptop voor je

       Start je Chromebook/ laptop op

       Log in op www.lessonup.app 

       Stop je telefoon in je tas of in je jas

      

Inleiding

We hebben inmiddels 3 hoofdstukken behandeld:

• Woordenschat (moeilijke woorden)
• Lezen (zoekend lezen)
• Luisteren (reclame en sluikreclame)

De komende twee lessen houden we ons bezig met het hoofdstuk Taalverzorging. 

Vandaag gaan we het hebben over sterke en zwakke werkwoorden.

Leerdoelen

Aan het einde van de les ...

• kan ik veelgemaakte fouten met hun/zij herkennen en verbeteren.

Leerdoelgericht werken: 

Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan

de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en

worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 

Geef aan of de zin klopt of niet

Hun werken samen.

1. Deze zin klopt
2. Deze zin klopt niet

Geef aan of de zin klopt of niet

Hun ouders werken samen.

1. Deze zin klopt
2. Deze zin klopt niet

Geef aan of de zin klopt of niet

Hun auto is kapot.

1. Deze zin klopt
2. Deze zin klopt niet

Geef aan of de zin klopt of niet

Hun hebben autopech.

1. Deze zin klopt
2. Deze zin klopt niet

Hoe kun je het woord 'hun' op de juiste manier gebruiken? Geef een voorbeeld.

Instructie 

Noteer in je map!

Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank in de verleden tijd.

» voelen - voelden 

Sterke werkwoorden veranderen wel van klank in de verleden tijd.

» Lopen - liepen

Aan de slag!

Maak zelfstandig opdracht 1:

1. Lees de zin
2. Onderstreep  het onderwerp (= wie doet het?)
   » is het hun, zij óf een ander woord?

We kijken het samen na.

De collega's ruimden <hun/zij> magazijn op.

1. hun
2. zij

Gelukkig houden <hun/zij> wel van hard werken.

1. hun
2. zij

Hebben <hun/zij> het verkeerde schoonmaakmiddel gebruikt?

1. hun
2. zij

Mijn broer helpt mijn ouders met het verven van <hun/zij> huis.

1. hun
2. zij

Gisteren hebben <hun/zij> onze klanten goed geholpen aan de telefoon.

1. hun
2. zij

Mijn vrienden zeggen <hun/zij> baan op om te gaan reizen.

1. hun
2. zij

<hun/zij> vullen de schappen met nieuwe producten.

1. hun
2. zij

Waarom willen <hun/zij> niet in het weekend werken?

1. hun
2. zij

Pien heeft <jou/jouw> een e-mail gestuurd.

1. jou
2. jouw

Heb jij goede ideeën voor de inrichting van <mij/mijn> kamer?

1. mij
2. mijn

Wij zorgen ervoor dat <u/uw> morgen het internet weer kunt gebruiken.

1. u
2. uw

Het lijkt <mij/mijn> verstandig omd it eerst aan je baas te vragen.

1. mij
2. mijn

Aan de slag!

Maak zelfstandig opdracht 1:

1. Lees de zin
2. Onderstreep  het onderwerp (= wie doet het?)
   » is het hun, zij óf een ander woord?

We kijken het samen na.

Persoonlijk voornaamwoord

Noteer in je map!

Persoonlijke voornaamwoorden:

• Ik - me
• Je - jij - jou
• U - hij - zij - ze - het
• Jullie
• Wij - we - ons
• Zij - ze (meervoud)

Bezittelijk voornaamwoord 

Noteer in je map!

•  M'n - mijn - mijne
• Je - jouw
• Z'n - zijn - d'r - haar - uw
• Ons - onze
• Jullie
• Hun

Aan de slag!

Maak zelfstandig opdracht 3 op bladzijde 282. 

Doe het als volgt:

1. Lees de zin
2. Omcirkel het onderwerp (wie doet het?)
3. Noteer het werkwoord in de juiste vorm in de zin

Voorbeeld:

Peter mailt (mailen) het idee voor het teamuitje naar alle werknemers.

Nakijken

Neem bladzijde 282 voor je. 

We kijken opdracht 3 na.

In de slotfase van de les controleert de docent of de leerdoelen door alle leerlingen behaald zijn en plaatst de les in de context van de betreffende periode. De docent evalueert samen met de leerlingen de les, het proces en blikt vooruit. 

Hoe ging het maken van de opdracht?

😒🙁😐🙂😃

Leerdoelen

Aan het einde van de les ...

• kan ik veelgemaakte fouten met hun/zij herkennen en verbeteren.

Leerdoelgericht werken: 

Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan

de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en

worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 

Maak een zin waarin het woord 'hun' verkeerd is gebruikt.

Maak een zin waarin het woord 'hun' goed is gebruikt.

Heb je de leerdoelen behaald?

😒🙁😐🙂😃

Aan de slag!

Ga naar Numo
   » Nederlands

      » Taken

         » 28 mei: zij of hun

Ben je klaar?

   » Probeer dan Taak 28 mei: zij of hun (moeilijker)