Spelling blok 2-5 les 2

Nederlands

Lezen
Spelling
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands

Lezen
Spelling

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Spelling
bijvoeglijk naamwoorden (blok 2)
meervouden van zelfstandig naamwoorden (blok 3)
dicteewoorden op een r- of p-klank (apart/appart, herinneren/herrinneren, blok 3)
samenstellingen (blok 4)
verwijswoorden met of zonder 'n' (beide/beiden, blok 4)
interpunctie (leestekens, blok 5)
komma's (blok 5)

dicteewoorden (blok 2 - 5)

Slide 3 - Slide

Spelling: bijvoeglijk naamwoorden

Slide 4 - Slide

Wat is de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord?

de ......... buitenmuur
A
bekladde
B
bekladden
C
bekladen
D
bekladden

Slide 5 - Quiz

Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de katoenen broek
B
de katoene broek

Slide 6 - Quiz

Wat is de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord?
A
reele
B
reële

Slide 7 - Quiz

Spelling bijvoeglijk naamwoord
Welk woord is goed?

De vriendin van mijn broer draagt een (mode) jas.
A
modieuze
B
modeuze
C
modieus

Slide 8 - Quiz

Spelling bijvoeglijk naamwoord.
Welk woord is goed gespeld?
A
nylonnen
B
nylonne
C
nylon
D
nylone

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord?
(verroesten) Het ......... tuinhek
A
verroestten
B
verroeste
C
verroesten
D
verroestte

Slide 10 - Quiz

Wat is de juiste spelling van het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?

(breken) Het ......... been.
A
gebreken
B
gebroke
C
gebroken
D
gebrooken

Slide 11 - Quiz

36. Wat is de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord?

De ____ chihuahua’s zagen er zeer schattig uit.
A
aangeklede
B
aangekleede
C
aangekleedde

Slide 12 - Quiz

37. Wat is de juiste spelling van het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Deze ____ kozijnen zijn onderhoudsvriendelijk en voordelig geprijsd.
A
aluminium
B
aluminiumen

Slide 13 - Quiz

bijvoeglijke naamwoorden
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
lege
gevulde
metalen
kunststoffen
plastic

Slide 14 - Drag question

Spelling: verwijzingen

Slide 15 - Slide

De twee jongens pakten beide/beiden een koekje van de schaal.
A
beide
B
beiden

Slide 16 - Quiz

De twee waterschappen gingen zich beide/beiden meer toeleggen op faunabeheer.
A
beide
B
beiden

Slide 17 - Quiz

Ik hoorde beide/beiden zangers het lied zingen.
A
beide
B
beiden

Slide 18 - Quiz

De hoogbegaafde/hoogbegaafden moest een speciale test afnemen.
A
hoogbegaafde
B
hoogbegaafden

Slide 19 - Quiz

Enkele/enkelen van de kippen hebben een ei gelegd.
A
enkele
B
enkelen

Slide 20 - Quiz

Spelling
bijvoeglijk naamwoorden (blok 2)
meervouden van zelfstandig naamwoorden (blok 3)
dicteewoorden op een r- of p-klank (apart/appart, herinneren/herrinneren, blok 3)
samenstellingen (blok 4)
verwijswoorden met of zonder 'n' (beide/beiden, blok 4)
interpunctie (leestekens, blok 5)
komma's (blok 5)

dicteewoorden (blok 2 - 5)

Slide 21 - Slide

meervoud zelfstandig naamwoord

Slide 22 - Slide

Wat is het meervoud van het zelfstandig naamwoord :
ski
A
Skiën
B
Ski's

Slide 23 - Quiz

Welk zelfstandig naamwoord heeft geen meervoud?
A
reis
B
meisje
C
rijst
D
les

Slide 24 - Quiz

Als zelfstandige naamwoorden in het meervoud staan, is het lidwoord:....
A
de
B
het
C
een
D
deze

Slide 25 - Quiz

Het eerste deel van de samenstelling ... 
is geen zelfstandig naamwoord
heeft geen meervoud
heeft alleen een mv op -s
platteland
bezinegeur
hogeschool
tarwebrood
douchekraan
aspergesoep

Slide 26 - Drag question


Wat is het meervoud van het zelfstandig naamwoord:
monnik
A
Monnikken
B
Monniken

Slide 27 - Quiz


Wat is het meervoud van het zelfstandig naamwoord:
Paragraaf
A
Paragrafen
B
Paragraven

Slide 28 - Quiz

meervoud van zelfstandige naamwoorden: Baby en pasta
A
babys en pastas
B
baby's en pastaas
C
baby's en pasta's
D
babys en pasta's

Slide 29 - Quiz

Er zijn zelfstandige naamwoorden zonder meervoud.
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quiz

Het meervoud van een zelfstandig naamwoord dat op EAU eindigt (zoals 'bureau') krijgt altijd 's.
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quiz


Meervoud van een zelfstandig naamwoord
Welke is juist?
A
kopie - kopieën
B
kopie - kopiën

Slide 32 - Quiz

Welk meervoud van een zelfstandig naamwoord op een -ie is verkeerd geschreven?
A
Democratieën
B
Categorieën
C
Kolonieën
D
Knieën

Slide 33 - Quiz

Wat is het meervoud van het zelfstandig naamwoord :
knie
A
Kniën
B
Knies
C
Knieën

Slide 34 - Quiz

Spelling: maken
meervouden van zelfstandig naamwoorden
Op Niveau Online > Blok 3 > Spelling >3.8 meervouden > opdracht 5 en 6

dictee blok 3
Op Niveau Online > Blok 3 > Spelling > dictee

verwijzingen met of zonder 'n'
Op Niveau Online > Blok 4 > Spelling > 4.9 Meeste of meesten? > opdracht 5


Slide 35 - Slide