Cap 3 - les 2

¿Qué vamos a hacer?

  • Continuamos con el cap3
  • 1. descripciones de personas
  • 2. De plaats van het bijvoeglijk naamwoord (la posición del adjetivo).



1 / 27
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

¿Qué vamos a hacer?

  • Continuamos con el cap3
  • 1. descripciones de personas
  • 2. De plaats van het bijvoeglijk naamwoord (la posición del adjetivo).



Slide 1 - Slide

Les in twee delen 
Dos preguntas cotidianas
¿Cuál es la fecha de hoy?

¿Qué tiempo hace hoy?

=> anota en tu cuaderno

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

¿Cómo se llama el Capítulo 3?
timer
1:00

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

¿Qué significa en holandés: "Y tú, ¿cómo eres?"
timer
1:00

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Capítulo 3

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

¿Qué adjetivos se mencionan en el vídeo?

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Adjetivos
  1. alto
  2. bajo
  3. intelectual
  4. cómico
  5. serio
  6. fenomenal
  7. guapo
  8. activo
  9. perezoso
  10. atlético
  11. tímido
  12. trabajador

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Video

This item has no instructions

¿Cómo eres tú?
Escribe dos frases en tu cuaderno.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

¿Cómo eres tú?
3 verbos comunes:
- Ser (zijn)
- Tener (hebben)
- Llevar (dragen)
Deze werkwoorden gebruik je in 
standaard combinaties. 


Vertaal eerst de woorden om 
mensen van uiterlijk te omschrijven op de  volgende slide


Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Es....
A
viejo
B
joven
C
moreno
D
gordo

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Tiene los ojos..........
A
azules
B
verdes
C
azul
D
verde

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Karakter beschrijven in het Spaans doe je met het werkwoord
Extra uitleg werkwoorden bij personen beschrijven

Ser gebruik je bij het beschrijven van uiterlijk en/of karakter wanneer er een bijvoeglijk naamwoord volgt. 
Bijvoorbeeld: Ella es guapa.

Estar gebruik je bij gemoedstoestanden
Bijvoorbeeld: Estoy contenta. 

Tener gebruik je als je beschrijft hoe oud iemand is of wanneer er een zelfstandig naamwoord volgt. 
Bijvoorbeeld: Tengo los ojos azules.

Lever gebruik je als je beschrijft of iemand iets draagt/aanheeft. 
Bijvoorbeeld: Lleva los pantalones azules. 

A
Ser
B
Llevar
C
Estar
D
Tener

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Haarkleur beschrijven in het Spaans doe je met het werkwoord
Extra uitleg werkwoorden bij personen beschrijven

Ser gebruik je bij het beschrijven van uiterlijk en/of karakter wanneer er een bijvoeglijk naamwoord volgt. 
Bijvoorbeeld: Ella es guapa.

Estar gebruik je bij gemoedstoestanden
Bijvoorbeeld: Estoy contenta. 

Tener gebruik je als je beschrijft hoe oud iemand is of wanneer er een zelfstandig naamwoord volgt. 
Bijvoorbeeld: Tengo los ojos azules.

Lever gebruik je als je beschrijft of iemand iets draagt/aanheeft. 
Bijvoorbeeld: Lleva los pantalones azules. 

A
Ser
B
Llevar
C
Estar
D
Tener

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Beschrijf jezelf in 4 zinnen
1: Figuur (ser)......., 2: haarkleur (tener), 3: ogen (tener)........, 4: kleding (llevar)........
timer
3:00

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Hacer ejercicios 12 y 13, fuente D en Libro de ejercicios
A trabajar!

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

A. Describe a alguien en esta clase
Individualmente
  1. Schrijf je naam boven aan een nieuw blaadje dat je kan uitscheuren
  2. Beschrijf 2 personen die in de klas zitten, niet je vecin@
  3. Dit schrijf je op in minimaal 5 HELE zinnen. Challenge: gebruik muy/poco/bastante
Juntos
  1. De docent leest 1 van de 2 beschrijvingen voor
  2. De klas raad over wie het gaat
  3. Steek je hand op als je het weet!

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

¿Qué significan las siguientes palabras en español?
een beetje / te veel / veel / een halve / nog een
timer
1:00

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

¡A trabajar!
tweetallen

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Hacer: Classroom ‘Leesvaardigheid ‘ Toetsweek 2 - textos 1-5 = preguntas 1-13, maar let op: 
schrijf in je schrift niet alleen A of B, maar schrijf bij elke vraag waarom je hebt gekozen voor dat antwoord, bijv. aan welk woord je dat hebt gezien, of omdat de andere antwoorden fout waren… 
schrijf in je schrift de woorden die je hebt moeten opzoeken, dus Spaans én Nederlands

timer
2:00

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Descripciones de personas (extra oefening, basis)

Bekijk de uitleg en zet de (bijvoeglijk naam-)woorden bij het juiste werkwoord.  (klik op 'siguiente/activar' en sleep)

Ejercicio 1

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Descripciones de personas (extra uitdaging)

Bekijk de uitleg (= in het Spaans) en maak de opdrachten

Ejercicio 2

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Deberes

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions