Liv1 periode 3 les 2

Les 2
- Je kunt naar de betekenis van iets vragen
- Je herkent mannelijke en vrouwelijke woorden in het Spaans
- Je kunt tot 10 tellen
- Je kent het persoonlijk 
   voornaamwoord
- Je kan zeggen waar je vandaan komt
- Je kunt een zin maken met het 
   werkwoord zijn
- Je kunt een zin ontkennend maken
1 / 32
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Les 2
- Je kunt naar de betekenis van iets vragen
- Je herkent mannelijke en vrouwelijke woorden in het Spaans
- Je kunt tot 10 tellen
- Je kent het persoonlijk 
   voornaamwoord
- Je kan zeggen waar je vandaan komt
- Je kunt een zin maken met het 
   werkwoord zijn
- Je kunt een zin ontkennend maken

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

¿Qué es España?
cultura
turismo
gastronomía
automóvil
industria
deporte
fiesta
música
tecnología
naturaleza
arte
fútbol
5
6
7
8

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

¿Qué significa?
MP, TB p. 10 oef. 2
Lees de reclameteksten. Welke uitspraak hoor bij elke foto?


Handige zinnen voor in de les: p. 184

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Het zelfstandig naamwoord
Mannelijk

woorden eindigend op:
-o
Vrouwelijk

woorden eindigend op:
-a
-dad
-ción
-sión

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Het lidwoord
Mannelijk
el
un
Meervoud
los
unos
Vrouwelijk
la
una
Meervoud
las 
unas

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

woorden eindigend op een klinker (a, e, i, o, u)                + s
woorden eindigend op een medeklinker                           es

el chico                     los chicos
la casa                       las casas
el hotel                      los hoteles
la ciudad                  las ciudades
Het lidwoord

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Welke mannelijke woorden vind je in opdracht 2a, p. 10

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Welke vrouwelijke woorden vind je in opdracht 2a, p. 10

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

    Lee los números de vuelo y destino(bestemming):

                    1.KLM KL1861 con destino Dusseldorf
                    2.Transavia HV5671 con destino Ibiza
                    3.Tui Fly OR575 con destino Lanzarote 
                    4.Iberia 1130 con destino Barcelona
                    5.Easyjet EZS1356 con destino Ginebra
                    6.AirFrance AF1441 con destino París
               7.Turkish Airlines TK1954 con destino Ankara
                    8.Lufthansa LH2309 con destino Munich


Slide 10 - Slide

This item has no instructions



ik
jij
hij
zij
u
wij
jullie
zij
u


yo
él
ella
usted
nosotros, nosotras
vosotros, vosotras
ellos, ellas
ustedes
Persoonlijke voornaamwoorden

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Ser 
ik
yo
soy
jij
eres
hij / zij / u
él / ella / usted
es
wij
nosotros
somos
jullie
vosotros
sois
zij / u (mv)
ellos / ustedes
son

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Ser / ser de
persoonlijk voornaamwoord (ik, jij, etc) alleen bij nadruk
Yo soy Alba, ella es Lidia. (ík ben Alba, zij is Lidia)

In Latijns-Amerika gebruikt men ustedes i.p.v.  vosotros
Ook gebruikt men vaker usted dan 

Let op:
bij nosotras, vosotras, ellas = groep met alleen vrouwen
Vanaf 1 man wordt de hele groep mannelijk

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Ser / ser de
ser         = zijn
ser de   = komen uit

Soy Alba, soy de Valladolid.
Ella es Lidia, es de Madrid.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

zinnen ontkennend maken
no = niet

ontkenning (no) direct voor het vervoegde werkwoord
No soy Lidia.
Ella no es Alba.

Let op! No betekent ook "nee"
No, no soy Lidia, soy Alba. (Nee, ik ben niet Lidia, ik ben Alba)

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Video

Tot hier aangekomen
MP TB pag 12 tarea 5b + c 
Luister naar de vier fragmenten.
b. schrijf op waar iedereen vandaan komt
c. vul het schema aan



meerdere keren luisteren is prima (minimaal 2-3x is normaal)
1
2
3
4

Slide 17 - Slide

hasta aquí 27/2
MP WB pag 9 tarea 5
Luister en corrigeer de telefoonnummers.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

MP WB pag 10 tarea 8
Luister naar de zinnen en kruis aan over welke persoon of personen het gaat.


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Herhaling week 1

Maak de volgende opdrachten in deze LessonUp om te controleren of je de stof van vorige week beheerst

Na de opdrachten vind je nog enkele slides met video's, uitleg en voorbeelden m.b.t. uitspraak en m/v, meervoud en de lidwoorden

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

casa
A
el
B
la
C
los
D
las

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

noche
A
el
B
la
C
los
D
las

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

día
A
el
B
la
C
los
D
las

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

moda
A
el
B
la
C
los
D
las

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

fútbol
A
el
B
la
C
los
D
las

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Koppel lidwoord aan zelfstandig naamw.
el
la
los
las
culturas
tarde
banco
museos

Slide 26 - Drag question

This item has no instructions

Vertaal :
¿Qué tal?

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Vertaal :
Buenos días

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Vertaal :
¿Cómo te llamas?

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Vertaal :
¡hasta luego!

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Slide 31 - Video

This item has no instructions

Opdrachten les 2
Maken:
MP H1
TB 4a, 5 en 6 (pag 11-13)
WB 4 t/m 11 (pag 9-11)


Leren:
MP woordenlijst p. 162-163

Slide 32 - Slide

This item has no instructions