Argumentatie 3

NEDERLANDS
1 / 24
next
Slide 1: Slide
nedMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

NEDERLANDS

Slide 1 - Slide

Vandaag
  • Herhaling les 17 en 18 (argumentatie)
  • Les 19 (argumentatie)
  • Opdrachten maken
  • Opdrachten bespreken


--> Je leert nevenschikkende argumentaties te herkennen

Slide 2 - Slide

Argumentatie =
Iemand overtuigen

Overtuigen = overhalen.
Je wilt je gelijk krijgen!

Hoe doe je dat?

Slide 3 - Slide

Standpunt

Standpunt = stelling = mening

Dit is wat de schrijver vindt

VB: School is stom

Slide 4 - Slide

Argumenten
Argumenten ondersteunen het standpunt


Hoe meer argumenten hoe beter
Hoe meer argumenten gebaseerd op feiten hoe beter

Slide 5 - Slide

Soorten argumenten

Feitelijk = controleerbaar
Waarderend = niet te controleren. Bevat een oordeel

Slide 6 - Slide

VB: School is stom, want het is saai en ik leer er niks.

Slide 7 - Slide

Hoeveel argumenten zitten er in het voorbeeld?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quiz

Argumenten herken je aan het signaalwoord want

Signaalwoord staat niet altijd in de tekst maar in je hoofd kun je ze voor een argument zetten.

Kijk maar:

Slide 9 - Slide

Standpunt: School is stom 

want het is saai
want ik leer er niks

Slide 10 - Slide

Feitelijk of waarderend?

Mijn broer kan lekker koken
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 11 - Quiz

Feitelijk of waarderend?

Mijn broer werkt al 5 jaar als kok
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 12 - Quiz

Les 18
Argumentatievormen:

Enkelvoudig --> stelling + argument
Meervoudig --> stelling + argument + argument (+argument)...

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Les 19
Meervoudig

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Oefenen

Maak: les 19, vraag 1


We bespreken de antwoorden straks

Slide 23 - Slide

Bedankt!
Vragen?

Slide 24 - Slide