This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
NEDERLANDS
Slide 1 - Slide
Vandaag
Herhaling argumentatie (standpunt en argument)
Opdrachten maken
Opdrachten bespreken
--> Je leert hoe je meningen en argumenten onderscheidt
Slide 2 - Slide
Argumentatie =
Iemand overtuigen
Overtuigen = overhalen. Je wilt je gelijk krijgen!
Hoe doe je dat?
Slide 3 - Slide
Dat kan zo:
...maar dat is natuurlijk niet hoe we het willen hebben
Slide 4 - Slide
Het veel netter (formeler!) om je uit te drukken door middel van woorden.
Bijvoorbeeld door het schrijven van een betogende tekst (een betoog) of het voeren van een discussie
Slide 5 - Slide
Standpunt
Standpunt = stelling = mening
Dit is wat de schrijver vindt
VB: Scholen zouden dit hele jaar gesloten moeten blijven
Slide 6 - Slide
Argumenten
Argumenten ondersteunen het standpunt
Hoe meer argumenten hoe beter Hoe meer argumenten gebaseerd op feiten hoe beter
Slide 7 - Slide
Soorten argumenten
Feitelijk = controleerbaar Waarderend = niet te controleren. Bevat een oordeel
Slide 8 - Slide
VB: Scholen zouden dit hele jaar gesloten moeten blijven want het aantal besmettingen neemt toe, de online lessen zijn veel beter dan de gewone lessen en we kunnen langer uitslapen
Slide 9 - Slide
Hoeveel argumenten zitten er in het voorbeeld?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 10 - Quiz
Argumenten herken je aan het signaalwoord want
Signaalwoord staat niet altijd in de tekst maar in je hoofd kun je ze voor een argument zetten.
Kijk maar:
Slide 11 - Slide
Standpunt: Scholen zouden dit hele jaar gesloten moeten blijven
want het aantal besmettingen neemt toe want de online lessen zijn veel beter dan de gewone lessen want dan kunnen we langer uitslapen
Slide 12 - Slide
Even oefenen....
Geef aan of je te maken hebt met een standpunt of argument. Het gaat om het tekstgedeelte tussen de haakjes
Slide 13 - Slide
Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in Den Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument
Slide 14 - Quiz
[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Argument
B
Standpunt
Slide 15 - Quiz
[Leerlingen op het vwo moeten in vijf in plaats van zes jaar hun opleiding kunnen afmaken.] Je kunt eerder aan een vervolgstudie beginnen en je zit je minder te vervelen.
A
Standpunt
B
Argument
Slide 16 - Quiz
Feitelijk of waarderend?
De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij.