Les 1: wat is werk/arbeidsomstandigheden en -verhoudingen

1 / 33
next
Slide 1: Slide
MaskMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Programma
Terugblik
Leerdoelen
Uitleg: wat is werk?
Opdrachten
Uitleg: arbeidsomstandigheden en -voorwaarden
Opdrachten
Huiswerk

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Juist of onjuist
Het nettoloon wordt op je rekening gestort.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Waarom werk je?
A
Om geld te verdienen
B
Om te voorzien in je basisbehoeften
C
Om te voorzien in de behoefte om erbij te horen
D
Om je te voorzien van zekerheid

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat is werk?
A
Dat je iets doet waar anderen behoefte aan hebben.
B
Dat je iets doet waar anderen geen behoefte aan hebben.
C
Dat je iets doet voor het geld.
D
Dat je iets doet omdat je er plezier aan beleeft.

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Hoe kom je aan werk? Zet in de goede volgorde.
A. Je wordt gebeld dat je bent aangenomen.
B. Je update je CV en schrijft je sollicitatiebrief/motivatie.
C. Je mag op sollicitatiegesprek komen.
D. Je tekent je arbeidscontract.
E. Je zoekt zelf vacatures op internet.
F. Je verstuurt je CV en sollicitatiebrief/motivatie.

Slide 7 - Slide

Eventueel in tweetallen laten werken
Hoe kom je aan werk? Zet in de goede volgorde.
A. Je wordt gebeld dat je bent aangenomen.
B. Je update je CV en schrijft je sollicitatiebrief/motivatie.
C. Je mag op sollicitatiegesprek komen.
D. Je tekent je arbeidscontract.
E. Je zoekt zelf vacatures op internet.
F. Je verstuurt je CV en sollicitatiebrief/motivatie.
Antwoord: E - B - F - C - A - D

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Wat staat er niet in je arbeidscontract?
A
Het loon dat je verdient.
B
Het aantal vrije dagen dat je hebt per jaar.
C
De werktijden die je hebt.
D
Hoe je baas over je denkt.

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een CAO?
A
Afkorting voor vakbonden.
B
Afkorting voor collectieve arbeidsovereenkomst.
C
Afkorting voor curriculum aanpassing onderwijs.
D
Afkorting voor centen aan ondernemers.

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat staat er in een CAO?
A
Afspraken over werk
B
Afkorting voor collectieve arbeidsovereenkomst.
C
Afkorting voor curriculum aanpassing onderwijs.
D
Afkorting voor centen aan ondernemers.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Welke zaken bepalen je maatschappelijke positie?
A
Geld en bezit
B
Aanzien
C
Status
D
Kennis en vaardigheden

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Hoe kan je klimmen op deze maatschappelijke ladder?
A
Door in die positie geboren te worden.
B
Door een opleiding te volgen.
C
Door snel geld te verdienen in de criminaliteit.
D
Door goede persoonlijke eigenschappen als doorzettingsvermogen.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat is sociale ongelijkheid?
A
Dat iedereen gelijke kansen heeft in de samenleving.
B
Dat niet iedereen gelijke kansen heeft in de samenleving.
C
Dat sommige mensen sociaal zijn en anderen niet.
D
Dat sociale mensen gelijker zijn dan asociale mensen.

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Hoe wordt sociale ongelijkheid door de overheid tegengegaan?
A
Niet, de overheid boeit dit niet.
B
Niet, de afkomst bepaalt waar je staat in de samenleving.
C
Door de invoering van de kwalificatieplicht.
D
Door

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
...kan je de functies en maatschappelijke waardering van arbeid herkennen en beschrijven, en factoren benoemen die van invloed zijn op de cultuur van een bedrijf.
...kan je een beschrijving geven van de arbeidsverhoudingen in Nederland.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Functies van werk
1. Het zorgt voor inkomen.
2. Het geeft veiligheidzekerheid en regelmaat in je leven.
3. Het brengt je sociale contacten.
4. Je krijgt waardering van anderen
5. Je kunt jezelf ontplooien

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Maatschappelijke waardering
Punt 4: Je krijgt waardering van anderen
Elk beroep heeft een bepaalde status
De manier waarop anderen naar dat beroep kijken.
- hoogte van het inkomen.
- kennis en vaardigheden die je nodig hebt
voor het beroep.
- invloed die je hebt door je functie.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Jij bent werk
Het werk dat je doet helpt je bij het ontwikkelen van je identiteit
De persoon die jij bent, gevormd door al jouw kenmerken en je ervaringen

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Bedrijfscultuur
Binnen een bedrijf heb je arbeidsverhoudingen en is er een bedrijfscultuur.
- arbeidsverhoudingen: de manier waarop collega's binnen een bedrijf met elkaar omgaan en de verhouding tussen leidinggevenden en ondergeschikten.
- bedrijfscultuur: de normen, waarden, gewoonten en omgangsvormen die er binnen een bedrijf zijn. 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Arbeidsverhoudingen
De manier waarop collega's binnen een bedrijf met elkaar omgaan en de verhouding tussen leidinggevenden en ondergeschikten.
- gebaseerd op geschreven regels (veiligheid, gezondheid, etc.).
- ook ongeschreven regels (vrijmibo)
- ethische code = afspraken waar een bedrijf zich aan wilt houden (geen geld/cadeau's aannemen, representatief kleden)

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Bedrijfscultuur
Formele verhoudingen: functie, taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden.
Informele verhoudingen: gebaseerd op persoonlijke kenmerken.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Bedrijfscultuur
Stijlen van leidinggeven:
- autoritaire stijl = nadruk op prestaties. Geeft opdrachten en verwacht gehoorzaamheid. 
- democratische stijl = neemt beslissingen met werknemers. Gaat er vanuit dat wanneer werknemers mogen meebeslissen, zij hun werk beter doen. 
- raadplegende stijl = raadpleegt personeel voor het nemen van besluiten, maar neemt besluit zelf.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Bedrijfscultuur
WOR = Wet op de ondernemingsraden
> werknemers hebben recht op medezeggenschap ze mogen meebeslissen over sommige zaken.
Verschillende soorten overleggen:
- werkoverleg (teams)
- personeelsvergadering (al het personeel)
- ondernemingsraad (OR) = verplicht bij bedrijven van 50+ personeel

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
...kan je de functies en maatschappelijke waardering van arbeid herkennen en beschrijven, en factoren benoemen die van invloed zijn op de cultuur van een bedrijf.
...kan je een beschrijving geven van de arbeidsverhoudingen in Nederland.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel beantwoorden = HW
  • Je kan de functies en maatschappelijke waardering van arbeid herkennen en beschrijven, en factoren benoemen die van invloed zijn op de cultuur van een bedrijf. 
  • Je kan een beschrijving geven van de arbeidsverhoudingen in Nederland.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions