Lezen/Schrijven 6 + Argumenteren - les 1

1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Dagopening
  • Samenvatten
  • Argumenteren

Slide 2 - Slide

Niet eerlijk

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Spieken
Heb jij wel eens gespiekt?
Hoe deed je dat?
Ben je wel eens betrapt?

Slide 5 - Slide

Samenvatten
Je oefent met een belangrijke vaardigheid die van pas komt bij het verwerken van informatie, namelijk samenvatten.

Slide 6 - Slide

Samenvatten
  1. Noem drie situaties waarbij jij een samenvatting maakt.
  2. Hoe pak jij het maken van een samenvatting altijd aan?
  3. Heeft de bron invloed op jouw aanpak (tekst, video, podcast)?
  4. Heeft het doel (leren voor toets, gebruiken voor schrijfopdracht) invloed op jouw aanpak?

Slide 7 - Slide

Samenvatten
Hoofdzaken:  delen van de tekst die écht nodig zijn om de tekst te begrijpen

Bijzaken:  minder belangrijke onderdelen van de tekst (toelichting,                                              voorbeelden)

Slide 8 - Slide

Manieren
1. Mindmap
     Zie filmpje

2. Markeren
     Zie filmpje

Slide 9 - Slide

Op weg naar de schrijfopdracht
VWO: opiniërende tekst -> 'maakbaarheid van de mens'

HAVO: overtuigende tekst -> onderwerp van www.debatindeklas.nl

Opdracht: -Kies een onderwerp
                      -Zoek drie teksten bij dit onderwerp
                      -Plak de linkjes in een Worddocument dat je over een aantal                                      weken makkelijk terug kunt vinden




Slide 10 - Slide

Nu
Kies een bron en pas één van beide manieren toe: markeren of mindmappen.

Stuur de samenvatting via Teams naar mij toe.

Klaar? Vat de overige artikelen samen
               (markeren of mindmappen)




Slide 11 - Slide

Lezen Special
Maak de opdrachten af (les 1 t/m 3).

Slide 12 - Slide

Argumenteren

Slide 13 - Slide

trouble speech
  • Bij een debat probeer je je tegenstander te overtuigen. 
  • Met een trouble speech kun je oefenen met het formuleren van    overtuigende argumenten.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

ethos, pathos, logos
Ethos: geloofwaardigheid -> zorg ervoor dat je betrouwbaar overkomt

Pathos: beroep op de emotie van het publiek -> wek medeleven op

Logos: inhoudelijk argumentatie -> gebruik sterke argumenten 


Slide 16 - Slide

trouble speech - tips
  1. Geef de omstandigheden de schuld.
  2. Zeg dat je het allemaal heel erg vindt, maar laat dit totaal niet zien.
  3. Maak van je fout je kracht.
  4. Zet jezelf neer als een held!

   Denk aan: ethos, patos, logos

Slide 17 - Slide

trouble speech - situatie
Je overbuurvrouw (83) moet vandaag naar het ziekenhuis. Jij hebt vorige week aangeboden dat jij vandaag op haar hondje zou passen. Het hondje is alles voor haar! Jij bent deze afspraak echter compleet vergeten. Niet handig, want jij wilt vandaag shoppen in Amsterdam. Je neemt het beestje daarom maar mee. Als je 's avonds thuiskomt, merk je dat je het hondje per
ongeluk achter hebt gelaten in de trein. Oeps...


Slide 18 - Slide

trouble speech - opdracht
Jij schrijft een briefje aan je buurvrouw om haar op de hoogte te stellen van deze situatie. In plaats van alle schuld op je te nemen, probeer je je buurvrouw ervan te overtuigen dit als iets positiefs te zien.

benodigdheden: pen + papier   of   laptop (Word)
                                 


Slide 19 - Slide

trouble speech - tips
  1. Geef de omstandigheden de schuld.
  2. Zeg dat je het allemaal heel erg vindt, maar laat dit totaal niet zien.
  3. Maak van je fout je kracht.
  4. Zet jezelf neer als een held!
   
      Denk aan: ethos, patos, logos

Slide 20 - Slide

argumenteren 
  • argumenten, tegenargumenten, weerleggingen
  • argumentatiestructuren
  • argumentatieschema's
  • drogredenen

Slide 21 - Slide

argumenteren

Slide 22 - Mind map

argumenten, tegenargumenten, weerlegging
      
Doelen:
  • Ik kan onderscheid maken tussen feitelijke en waarderende argumenten. 
  • Ik kan onderscheid maken tussen enkelvoudige, nevenschikkende en             onderschikkende argumentatie.

Slide 23 - Slide

Argumenteren 
Als je ergens een standpunt over inneemt, geef je daar je mening over.

Met argumenten kun je:
- je eigen standpunt verdedigen
- het standpunt van een ander aanvallen

Slide 24 - Slide

Argumenteren 
Als je je standpunt ondersteunt met een feitelijke uitspraak, noem je die uitspraak een feitelijk argument.

Als je je standpunt ondersteunt met een waarderend argument geef je aan dat je iets (on)wenselijk, (on)gepast, goed of slecht, mooi of lelijk vindt.

Slide 25 - Slide

Argumenteren 
Over een waarderend argument kun je van mening verschillen, over een feitelijk argument niet, want je kunt de juistheid ervan controleren: het is waar of onwaar. 


Slide 26 - Slide

Argumenteren 
Een waarderend argument moet vaak ondersteund worden, bijvoorbeeld met feiten:

Ik vind het niet goed dat er mensen zijn die zich niet laten vaccineren (stp), want ik vind dat respectloos naar je medemens (wrd. arg.), want met een vaccinatie bescherm je niet alleen jezelf, maar ook de mensen om je heen (feit).

Slide 27 - Slide

Zwolle is een prettige stad om te wonen; er wonen veel gezellige mensen.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 28 - Quiz

Je kunt beter met het openbaar vervoer naar Amsterdam gaan. Reizen met het openbaar vervoer is een stuk beter voor het milieu dan autorijden.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 29 - Quiz

Het gratis downloaden van muziek moet strafbaar worden. De makers van muziek lopen nu miljoenen euro's mis aan auteursrechten.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 30 - Quiz

Opdracht
Maak opdracht 1.
Typ je antwoorden in Word.

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Argumentatiestructuren

Slide 33 - Slide

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

 HET WAS EEN LEUKE LES 

DE DOCENT WAS IN EEN GOEDE BUI

Slide 34 - Slide

Bij nevenschikkende argumentatie onderbouw je je standpunt met meer argumenten.

Slide 35 - Slide

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.
 HET WAS EEN LEUKE LES 
DE DOCENT WAS IN EEN GOEDE BUI
DE KLAS DEED ERG GOED MEE

Slide 36 - Slide

Opdracht
Maak opdracht 2.
Typ je antwoorden in Word.

Slide 37 - Slide