14

13
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

13

Slide 1 - Slide

-

Slide 2 - Slide

programma
-examen gesprekken voeren (tot half 5)
-examen schrijven (half 5 tot 5 uur)

Slide 3 - Slide

nieuws
- Examenvoorbereiding gesprekken: zie LessonUp giraffen
- Examen doen gesprekken: donderdagavonden om 18:00 uur (op afspraak in groepjes van vier)
- Spreekvaardigheid: twee examens: gesprekken voeren + spreken (spreken is een presentatie bij het eind-assessment)
-Lesaanbod: ik plaats berichten in Teams over de lesplanning

Slide 4 - Slide

De opdracht voor het examen:
Meld je eerst aan bij mij: uit welke personen bestaat je groepje?

Jullie ontvangen van mij de opdracht per mail, inclusief de beoordelingscriteria.

Slide 5 - Slide

Voorbereiding Taalblokken:
Taalblokken: module acht, hoofdstuk vier (gesprekken), zie de volgende slide....
+
Alle bouwstenen (alles rondom spreekvaardigheid)

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

 

Examen gesprekken voeren: alle info

Slide 8 - Slide

examen gesprekken voeren
1: maak een groepje met in totaal vier studenten en mail mij.
2: individueel bestudeer je de bouwstenen spreken/gesprekken voeren & jullie oefenen zelf
3: Een van jullie neemt, namens jullie groep, contact met mij op.   Eventueel is een proefexamen mogelijk
4: We plannen het examen in op donderdagavond

Slide 9 - Slide

De opdracht:
Zie bij bestanden in Teams
1: de opdracht
2: het kandidaatsinfoboekje

Slide 10 - Slide

opties examen 30 minuten

-donderdag 18.00 uur
-en als dit echt niet lukt: een ander moment
-examen via Teams (camera moet aan)
!! zorg dat je goed stabiel in beeld bent en dat je geluid werkt!!
(dit is een voorwaarde om examen te kunnen doen)









Slide 11 - Slide

examen spreekvaardigheid
-2 onderdelen/2 cijfers
-je kunt nu beginnen met toewerken naar dit examen.
-online gesprek met in totaal vier studenten
-voorbereiden met theorie Taalblokken + zelf oefenen
-eventueel proefexamen inplannen met mij; en inplannen we het examen in.

Slide 12 - Slide

gesprekken voeren
Groepsgesprek: je spreekt met bijvoorbeeld je medestudenten of je collega's. Er is elke keer iemand aan het woord. Je moet wachten + rekening houden met de andere.

Wil je iets zeggen? Dan zul je de aandacht op je moeten vestigen. Zie volgende slide.

Slide 13 - Slide

gesprekken voeren

-Mag ik daar op inhaken?
-Daar zou ik graag op willen reageren
-Mag ik je daar een vraag over stellen?
-Mijn mening is dat...

Slide 14 - Slide

gesprekken voeren
-Of je vat samen wat de ander zegt en daarop verder gaan.
Dus jij bedoelt dat (...)? Ik vind dat een goed idee. Daarom stel ik voor dat (...)
-Of: Ik ben het met je eens, maar (...)
-Mag ik iets zeggen?

Slide 15 - Slide

gesprekken voeren
-Om tijd te winnen (als je even moet nadenken) zou je kunnen zeggen:
-Natuurlijk ben ik bereid om dit uit te leggen.
-Dat is een moeilijk te beantwoorden vraag (...)

Let op! je moet tijdens het examen laten zien dat je je reactie kan uitstellen tot je het woord kunt nemen.

Slide 16 - Slide

Vind je het lastig?
-Bereid je goed voor door bijvoorbeeld van tevoren te bedenken wat je wil vertellen. Wat is je mening? Onderbouwen met argumenten. Voorstel voor oplossingen?

-Je mag aantekeningen in steekwoorden meenemen naar het examen
Oefen vooraf!

Slide 17 - Slide

Gesprekken: je taken
-je luistert naar de mening van de ander
-je denkt mee en geeft advies
-je geeft aan waar je het mee eens bent of niet
-je vraagt informatie als je meer wil weten
-je vraagt om meer verduidelijking als je het niet snapt
-je neemt actief deel en kijkt naar de anderen
-je blijft altijd beleefd en respectvol naar de ander

Slide 18 - Slide

Beoordelingspunten: 
1: Beurten nemen en houden en bijdragen aan samenhang: voegwoorden en verwijzingen gebruiken. En het structureren van het gesprek. 
2: Afstemming op doel: je bereikt het gespreksdoel, je kunt meerdere doelen bereiken en afwijken van het doel.
3: Afstemming op de gesprekspartners: woordgebruik, formeel/informeel, toon,  afstemmen en doorvragen.

Slide 19 - Slide

Beoordeling
4: Woordenschat en woordgebruik: variatie en kies woorden die passend zijn, juist gebruik idiomatische uitdrukkingen.

5: Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing:
ben je goed te verstaan? Lopen je zinnen goed/grammatica? Spreek je vloeiend? Je intonatie.

Slide 20 - Slide

Beoordeling
-Alle info over de beoordeling vind je in het boekje 'kandidaatsinformatie'. Lees dit vooraf heel goed door!

Slide 21 - Slide

Gesprekken-tips
-afstemmen op gesprekspartner: pas je taal aan, blijf in contact d.m.v. houding en woordgebruik, kies voorbeelden die passend zijn.

-laat elkaar uitspreken en neem op de juiste wijze het woord. Gezamenlijk zijn jullie verantwoordelijk voor de samenhang in het gesprek.

Slide 22 - Slide

Gesprekken tips
Aan de samenhang kun je bijdragen door: 
-je reactie uitstellen totdat hier ruimte voor is
- de juiste signaalwoorden en zinnen te gebruiken
-zorg dat je te verstaan bent
-maak begrijpelijke zinnen
-vermijd populaire woorden
-vermijd stopwoorden 

Slide 23 - Slide

gesprekken tips
-Gebruik verbindingswoorden (daarom, daardoor, met als gevolg dat, ten eerste, ten tweede etc.)

Zie de lijst met signaalwoorden bij bestanden in het kanaal Nederlands.

Slide 24 - Slide

gesprekken tips:
Zorg dat je verstaanbaar bent: articulatie, volume, niet te snel, niet te langzaam en let op je intonatie (niet overdrijven met intonatie).

Maak natuurlijke gebaren bij wat je zegt
houding: zit rechtop en adem rustig. Kijk je gesprekspartners aan (niet steeds dezelfde) en praat zelfverzekerd.

Slide 25 - Slide

Wat zou je kunnen zeggen als je de beurt wil in een gesprek?

Slide 26 - Open question

Hoe kun jij bijdragen aan de samenhang van een gesprek?

Slide 27 - Open question

Welke oplossingen zijn er om de werkdruk te verlagen?

Slide 28 - Open question

Noem een oorzaak voor de hoge werkdruk

Slide 29 - Open question

Je mening geven
-Volgens mij...
-Ik vind...
-Ik denk dat
-Concluderend kun je zeggen...
-Ik geloof
-Mijn mening is

Slide 30 - Slide

Een argument begint vaak met
-namelijk...
-daarom...
-omdat...
-want...
-aangezien...
-hierom...

Slide 31 - Slide

succes! (volgende week herhaling)

Slide 32 - Slide

Deel 2: schrijfvaardigheid

Slide 33 - Slide