Open vragen
- Waar de antwoordmogelijkheden niet worden beperkt
- Beginnen met een vraagwoord
(Wie, wat, welke, waardoor, waarom, wanneer, hoe)
Vb: Wat wil je om te drinken?
Gesloten vragen
- Waarbij de antwoordmogelijkheden expliciet met de vraag worden meegegeven.
- Vaak ja-neevragen
Vb: Heb je zin in koffie?
Wil je koffie, thee of water?