What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
les 3 vraagwoorden
1 / 19
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
19 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
3. die Fragewörter
Niederländisch Deutsch
wie wer
hoe wie
wo waar
was was
wohin waarheen
warum waarom
wieso waarom
woher waar vandaan
Slide 2 - Slide
Abschluss und Hausaufgaben
Slide 3 - Slide
Vraagwoorden
Hoe vertaal je WIE in het DUITS?
Wie is dat?
A
wer
B
wo
C
was
D
wann
Slide 4 - Quiz
Vraagwoorden
Hoe vertaal je HOE in het DUITS?
Hoe heet je?
A
wer
B
wo
C
wann
D
wie
Slide 5 - Quiz
Vraagwoorden
Hoe vertaal je WAAR in het DUITS?
Waar woon je?
A
wer
B
wo
C
was
D
wie
Slide 6 - Quiz
Vraagwoorden
Wat betekent het vraagwoord 'wie' in het Duits?
A
wer
B
wohin
C
woher
D
wann
Slide 7 - Quiz
Vraagwoorden
Wat betekent het vraagwoord 'wie (nl)' in het Duits?
A
wer
B
wohin
C
woher
D
wann
Slide 8 - Quiz
Wat beteken deze Duitse vraagwoorden in het NL? wo/wann/wohin
A
waar/als/hoe
B
waar/wanneer/hoe
C
waar/wanneer/waarheen
Slide 9 - Quiz
Wat beteken deze Duitse vraagwoorden in het NL? wo/wann/wohin
A
wanneer/als/waarvandaan
B
wie/wanneer/waarheen
C
waar/wanneer/waarheen
D
waar/wanneer/waarvandaan
Slide 10 - Quiz
Vraagwoorden
Wat betekent het Duitse vraagwoord 'wie' in het Nederlands?
A
wie
B
hoe
C
waar
D
wanneer
Slide 11 - Quiz
Vraagwoorden
Wat betekent het vraagwoord 'woher' in het Duits?
A
waarvandaan
B
waar
C
wanneer
D
waarheen
Slide 12 - Quiz
Vraagwoorden
Hoe vertaal je wanneer in het DUITS?
Hoe heet je?
A
wer
B
wo
C
wann
D
wie
Slide 13 - Quiz
Vul het juiste vraagwoord in het Duits in. Het moet in de zin passen!
... macht er gern? Er zeichnet gern.
A
Warum
B
Was
C
Wann
D
Wie
Slide 14 - Quiz
Vertaal het vraagwoord dat tussen haakjes staat in het Duits.
(Wie) ist das? Das ist Otto.
A
wie
B
wer
C
was
D
wo
Slide 15 - Quiz
Vertaal het vraagwoord dat tussen haakjes staat in het Duits.
(Waarvandaan) kommt er? Er kommt aus Deutschland.
A
Wie
B
Wer
C
Wo
D
Woher
Slide 16 - Quiz
Vul het juiste vraagwoord in het Duits in. Het moet in de zin passen!
... heiβt sie? Sie heiβt Marit.
A
Warum
B
Wann
C
Wer
D
Wie
Slide 17 - Quiz
Vraagwoorden
Wat betekent het vraagwoord 'wohin' in het Duits?
A
waarvandaan
B
waar
C
wanneer
D
waarheen
Slide 18 - Quiz
Vraagwoorden
Wat betekent het vraagwoord 'waarheen' in het Duits?
A
wer
B
wohin
C
woher
D
wann
Slide 19 - Quiz
More lessons like this
Übungen zu Fragewörtern
August 2021
- Lesson with
18 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Dienstag, den 14. November
November 2023
- Lesson with
41 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Klas 2 Übung Frageworte
September 2022
- Lesson with
14 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Kapitel 1,2,3: vraagwoorden
September 2022
- Lesson with
26 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Übungen zu Fragewörtern
March 2021
- Lesson with
12 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Test W-woorden + bezittelijke vnw
January 2022
- Lesson with
14 slides
Duits
Middelbare school
vmbo, mavo, havo, vwo
Leerjaar 2
Übungen zu Fragewörtern
September 2024
- Lesson with
12 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Woordgeslacht & vraagwoorden
October 2023
- Lesson with
40 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3