Cursus 7 Spelling §10 en les 3 Plan je reis

Leg je deze materialen op tafel?
Ipad
lesboek
schrift
leesboek
 etui
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Leg je deze materialen op tafel?
Ipad
lesboek
schrift
leesboek
 etui

Slide 1 - Slide

Programma vandaag
- Leeskwartiertje (+ huiswerk controleren)
- Verleden tijd van zwakke werkwoorden
- Korte pauze (drie minuten)
- Les 3 van 'Plan je reis' 

Slide 2 - Slide

Lezen + (huiswerk controleren)
timer
12:00

Slide 3 - Slide

Doelen
  • Spelling: Je kunt in een tekst de verleden tijd van  zwakke werkwoorden maken.
  • Werkstuk: Je maakt een start met hoofstuk 1 van je werkstuk: Algemene informatie zoeken en in eigen woorden verwerken.


Slide 4 - Slide

Tegenwoordige tijd
1. Ik-vorm (aangepaste stam)
2. Ik-vorm + t
3. Hele werkwoord


Bekijk de regels en leer goed wanneer je welke vorm gebruikt!
Vormen

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?
A
sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klinker, zwakke niet.
B
zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klinker, sterke niet.

Slide 7 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?
Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
stoppen
hebben
dansen
worden
schrijven
boffen
lopen
zijn
fietsen
lachen

Slide 8 - Drag question

Ik begrijp het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden
0100

Slide 9 - Poll

Persoonsvorm verleden tijd - zwakke werkwoorden
Onderwerp enkelvoud = ik - vorm + te / de
Onderwerp meervoud = ik-vorm + ten / den 

Te(n) of de(n)?
- verlengproef (langer maken!)
- 't eX KoFSCHiP
   hele werkwoord min -en
   laatste letter in het kofschip? JA = -te(n),  NEE = -de(n)

Slide 10 - Slide

1. Als 'jij' achter de pv staat, schrijf je de ik-vorm.

Persoonsvorm
tegenwoordige
tijd

Persoonsvorm
verleden
tijd

2. Bij deze tijd mag je 'T eX KoFSCHiP gebruiken.
3. Als het onderwerp enkelvoud is, schrijf je ik-vorm + te/de.
4. Je schrijft ik-vorm + t als het onderwerp 'hij' is.

Slide 11 - Drag question

Vroeger (printen) mijn ouders niet veel
A
printte
B
printten
C
printde
D
printden

Slide 12 - Quiz

Gisteren ..... (bakken, vt) Jet en Mila
samen een heerlijke appeltaart

Slide 13 - Open question

Gisteren ... (raden. vt) ik het goede getal en daarom mocht ik het snoepje hebben

Slide 14 - Open question

De jongens .... (praten, vt) gisteren
aan één stuk door aan tafel over de wedstrijd

Slide 15 - Open question

De bakker .... (kneden, vt)
het deeg voor het brood.

Slide 16 - Open question

§10 De verleden tijd van zwakke werkwoorden
Opdracht blz. 242/243
Maak opdracht 1 in je boek.
Maak opdracht 2, 3 en 4 in je schrift.



Hoe: Je maakt het alleen
Nodig: Je lesboek, schrift en een pen
Klaar? Lees het nieuws op www.nos.nl of www.ad.nl




timer
20:00

Slide 17 - Slide

Even pauze
timer
4:00

Slide 18 - Slide

Plan je reis naar Afrika
Opdracht:
1) Lees het opdrachtenboekje goed door
2) Kies een land in Afrika waar jij je werkstuk over gaat houden
3) Zoek informatie over dat land op en begin met het schrijven van een inleiding (waarom heb je dit land gekozen) en ga daarna verder..

Hoe: Je mag overleggen
Nodig: Opdrachtenboekje en Ipad
timer
20:00

Slide 19 - Slide