Les 6 Grammatica zinsdelen

woordenschat
tegenstellingen 
woordenschat oefening
Je leert over het lijdend voorwerp 
Theorie doornemen
Controle vragen 

Nederlands
Maak de opdrachten bij Grammatica zinsdelen
Wat heb je geleerd?
Volgende keer: grammatica woordsoorten
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

woordenschat
tegenstellingen 
woordenschat oefening
Je leert over het lijdend voorwerp 
Theorie doornemen
Controle vragen 

Nederlands
Maak de opdrachten bij Grammatica zinsdelen
Wat heb je geleerd?
Volgende keer: grammatica woordsoorten

Slide 1 - Slide

welke nieuwe woorden heb je geleerd?

Slide 2 - Mind map

Hoe kan een tegenstelling jou helpen om de betekenis van woord te weten?

Slide 3 - Open question

faciliteiten
A
meerdere gebouwen
B
grote voorbeelden
C
voorzieningen

Slide 4 - Quiz

asymmetrisch
A
niet met dezelfde vorm
B
iets met wiskunde
C
spiegelbeeld

Slide 5 - Quiz

irrelevante
A
onbelanglijk
B
afzonderlijk
C
ideale

Slide 6 - Quiz

Wat betekent de uitdrukking:
zonder kop of staart:

Slide 7 - Open question

Grammatica zinsdelen
blz 118

Slide 8 - Slide

Lijdend Voorwerp

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp?
'De jongens gooiden sneeuwballen op het schoolplein.'

A
De jongens
B
sneeuwballen
C
het schoolplein
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 11 - Quiz


Wat is het lijdend voorwerp?
'Maaike is door twee klasgenoten gepest via Whats-app.'

A
twee klasgenoten
B
Maaike
C
gepest
D
Whats-app

Slide 12 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'

A
Peter
B
gisteren
C
scooterrijbewijs
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 13 - Quiz

Welke vraag moet je stellen om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 14 - Open question

In welke volgorde moet je een zin ontleden?
A
persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde, meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp
B
onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde
C
persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling
D
onderwerp, persoonsvorm, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling

Slide 15 - Quiz

Aan de slag
Maak de opdrachten bij Grammatica zinsdelen 

Slide 16 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 17 - Open question

Volgende keer:
Grammatica woordsoorten

Slide 18 - Slide

woordenschat
tegenstellingen 
woordenschat oefening
Je leert over het lijdend voorwerp 
Theorie doornemen
Controle vragen 

Nederlands
Maak de opdrachten bij Grammatica zinsdelen
Wat heb je geleerd?
Volgende keer: grammatica woordsoorten

Slide 19 - Slide