3M 3.1 Erfelijkheid en evolutie

1 / 17
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Startopdracht

Maak de introductie ' Wat weet je al over erfelijkheid en evolutie?' op bladzijde 166 en 167

Zelfstandig stil (Zs)


  1. Loop rustig het lokaal binnen en praat zachtjes
  2. Ga zitten op je stoel
  3. Je jas hang je over je stoel
  4. Pak je boek, schrift + pen

timer
8:00

Slide 2 - Slide

Daarna nakijken klassikaal
Programma
  • Start thema Erfelijkheid en evolutie
  • Leerdoelen
  • Uitleg basisstof 1 --> Genotypen en fenotypen
  • Opdrachten maken
  • Afsluiting --> leerdoelen checken

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Thema 3 Erfelijkheid en evolutie
3.1 Genotype en fenotype
3.2 Genen
3.3 Kruisingen
3.4 Stambomen
3.5 Variatie in genotypen
3.6 Evolutie
3.7 Verwantschap
3.8 DNA technieken

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen 
  • Je kunt omschrijven wat een genotype, een fenotype en wat een gen is.
  • Je kunt beschrijven hoe organismen informatie over erfelijke eigenschappen overdragen aan hun nakomelingen via chromosomen 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn erfelijke eigenschappen?
  • Eigenschappen zijn kenmerken.
  • Deze eigenschappen krijg je van ouders -> Erfelijke eigenschappen.
  • Ze liggen op de chromosomen in je cellen. 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Chromosomen
  • Bevinden zich in de celkern
  • Ze bestaan o.a uit DNA  = informatie erfelijke eigenschappen
  • Mensen hebben 46 chromosomen in bijna elke cel.
  • Ze komen in paren voor (mensen --> 23 paren)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Chromosomenkaart
  • Alle paren hebben een nummer
  • Paar 23: de geslachtschromosomen
  • XX = meisje
  • XY = jongen

Van elk paar heb je een chromosoom van je moeder en een chromosoom van je vader gekregen

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Man XY                  vrouw   XX
  • Opgerold DNA
  • Komen voor in chromosomenparen (twee dezelfde chromosomen)
  • Mensen hebben 23 chromosomenparen (46 chromosomen)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Eigenschappen op chromosomen
  • Gen = een klein deel van een chromosoom 
  • Een gen bevat informatie voor 1 erfelijke eigenschap
  • 2 Genen voor één erfelijke eigenschap (want je hebt een paar chromosomen) 
  • Een allel is een variatie op een gen.

Slide 10 - Slide

Bijvoorbeeld: je hebt een gen voor haarstructuur en een allel voorkrullen haar of een allel voor stijl haar
Chromosomen van andere soorten
Hoeveel chromosomen bevat een eicel van een veldmuis? 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Genotype
Het genotype is de informatie van alle erfelijke eigenschappen van het individu dat is geërfd van de ouders. 

Wordt bepaald wanneer de eicel
wordt bevrucht door een zaadcel.

Genoom = alle chromosomen 
met genen van een organisme.            Het genotype blijft het hele leven                                                                                     hetzelfde.
                                                        

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Verschillende fenotypen bij honden
Erfelijke eigenschappen zien er bij iedereen anders uit. 
Dit noem je fenotype.


Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Het fenotype kan veranderen 
Je uiterlijk blijft niet het hele leven hetzelfde. 

Fenotype kun je ook zelf veranderen. Denk maar eens aan haren verven, make-up en tatoeages.

Fenotype is niet alleen uiterlijk!


Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Aanleg
  • Van sommige eigenschappen weet je pas dat je ze hebt wanneer je ze gaat gebruiken. Je hebt dan aanleg geërfd.

  • Het fenotype is afhankelijk van de erfelijke eigenschappen en invloeden uit de omgeving.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk

Lezen 3.1 
Maken opdracht 1, 2 
en 4 t/m 6


Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen 
  • Je kunt omschrijven wat een genotype, een fenotype en wat een gen is.
  • Je kunt beschrijven hoe organismen informatie over erfelijke eigenschappen overdragen aan hun nakomelingen via chromosomen 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions