Lezen H5, les 3

Programma
1) Bespreken huiswerk (websites en opdracht 5)
2) Theorie Lezen H6
3) Opdracht maken 
4) Huiswerk

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Programma
1) Bespreken huiswerk (websites en opdracht 5)
2) Theorie Lezen H6
3) Opdracht maken 
4) Huiswerk

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Je leert om de betrouwbaarheid van een tekst te beoordelen en om een tekst kritisch te lezen.

Slide 2 - Slide

Je hebt twee sites gevonden over de 'oorzaak coronavirus'. Geef hier aan wat de betrouwbaarste site was en waarom!

Slide 3 - Open question

Je hebt twee sites gevonden over de 'oorzaak coronavirus'. Waarom was een van de twee sites minder betrouwbaar? Geef aan waarom dat zo is!

Slide 4 - Open question

Bespreken opdracht 5, blz. 187-189
Bespreken opdracht 5.1 en 5.2
+ moeilijke woorden van 5.3, 5.4 en 5.5 met een sleepvraag

Slide 5 - Slide

zelfredzaamheid
aversie
respectievelijk
financiële buffer
hoog in het vaandel staan
in de volgorde zoals genoemd 
spaargeld
afkeer; tegenzin; weerzin
erg belangrijk zijn
het voor zichzelf kunnen zorgen

Slide 6 - Drag question

Trendsetters
impulsief
statusgericht
zeker
bereid tot lenen

Slide 7 - Drag question

Regelaars
impulsief
statusgericht
zeker

Slide 8 - Drag question

Levensgenieters
impulsief
statusgericht
zeker
bereid tot lenen

Slide 9 - Drag question

Toekomstplanners
impulsief
statusgericht
zeker
bereid tot lenen

Slide 10 - Drag question

Trendsetter
Regelaar
Levensgenieter
Toekomstplanner
Dennis
Djereno
Fiona
Maartje

Slide 11 - Drag question

Bespreken vraag 5.6 t/m 5.9

Slide 12 - Slide

We bespraken de auteur, de bronnen, de publicatiedatum enz. Wat vind je nu van de betrouwbaarheid van de tekst?

Slide 13 - Open question

Lezen H6: Functiewoorden
Je weet wat signaalwoorden zijn. A.d.h.v. signaalwoorden kun je verbanden tussen tekstgedeeltes herkennen. Signaalwoorden staan in de tekst. Dat zijn woorden als: maar, omdat, bijvoorbeeld, als, daarentegen, als gevolg, daardoor, ook, ....

Functiewoorden staan  zelf niet in de tekst, maar met een functiewoord omschrijf je wat de functie van een tekstgedeelte is. Je moet daarbij denken aan: conclusie, samenvatting, oorzaak, gevolg, aanbeveling, toekomstverwachting, afweging, anekdote, constatering, verklaring, aanleiding enz. Je kunt een functie soms wel herkennen aan een signaalwoord.

Slide 14 - Slide

Maken opdracht 2, blz. 230
1) Lees de omschrijvingen van de functiewoorden door (A t/m F).
2) Geef vervolgens van de 4 tekstjes daaronder aan welk functiewoord bij welk tekstje hoort. (Per tekstje kies je 1 functiewoord)
Zo meteen moet je je antwoord opgeven in LessonUp.
timer
4:00

Slide 15 - Slide

Tekst 2
Tekst 3
Tekst 4
Tekst 5
A (aanbeveling)
B (aan-
leiding)
C (Afweging)
D (Anekdote)
E (Constatering)
F (Verklaring)

Slide 16 - Drag question

Vragen over functiewoorden?

Slide 17 - Open question

Huiswerk 
Maak opdracht 1 op blz. 229 van Lezen H6

Slide 18 - Slide