2H6 - Jezus als wonderdoener

1 / 28
next
Slide 1: Slide
GodsdienstMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Welk beroep had Zacheüs?
A
Wetgeleerde
B
Soldaat
C
Belastinginner (tollenaar)

Slide 5 - Quiz

Waarom werd Zacheüs door de mensen buitengesloten?
A
Omdat hij teveel belasting vroeg
B
Omdat hij geld in zijn eigen zak stak
C
Omdat de mensen een hekel hadden aan tollenaren
D
Omdat hij zo klein was

Slide 6 - Quiz

Wie hielp de gewonde man op de weg naar Jericho?
A
De Priester
B
De Samaritaan
C
De Leviet

Slide 7 - Quiz

Waarom hielpen de priester en de leviet waarschijnlijk niet?
A
Ze waren bang zelf overvallen te worden
B
Ze mochten volgens de regels geen dode aanraken
C
Ze dachten dat het een Samaritaan was
D
Ze vonden dat het de eigen schuld was van de man

Slide 8 - Quiz

Waarom was het bijzonder dat Jezus in gesprek ging met de Samaritaanse vrouw?
A
Mannen mochten niet met vrouwen praten
B
Joden en Samaritanen haatten elkaar
C
Deze vrouw was verstoten door haar vrienden/familie
D
Alle drie zijn waar

Slide 9 - Quiz

Wat beloofde Jezus aan de Samaritaanse vrouw?
A
Eeuwig leven
B
Levend water
C
opnieuw mogen beginnen
D
alle drie zijn waar

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Wat hebben al deze uitspraken met elkaar gemeen?

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Wat zou jij een wonder noemen?

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Bartimeüs 
Melaatse man 
Jaïrus 
Vier vrienden
Blind 
Huidziekte 
Zieke dochter
Verlamde vriend

Slide 17 - Drag question

Slide 18 - Slide

3

Slide 19 - Video

00:45
Wat doet Jezus dat niemand anders durft?
A
Hij gaat naar de melaatse toe
B
Hij stuurt de melaatse weg
C
Hij vertelt de melaatse dat hij nooit meer beter wordt
D
Hij stuurt mensen om de melaatse te helpen

Slide 20 - Quiz

01:11
Hoe heeft de melaatse man over Jezus gehoord?
A
Van vrienden
B
Van zijn zus
C
Van andere melaatsen
D
Van mensen die langsliepen

Slide 21 - Quiz

02:55
Wat is niet waar voor hoe Jezus deze man geneest?
A
Hij laat de man betalen voor de genezing
B
Hij raakt de man alleen maar aan.
C
De man is direct genezen
D
Hij vraagt de man het niet door te vertellen

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Wat is niet waar voor een wonder?
A
Je kunt het verklaren
B
Je bent er van onder de indruk
C
Het kan iets heel bijzonders zijn
D
Het kan iets heel normaals zijn

Slide 27 - Quiz

Als Jezus zieken geneest, valt het volgende op:
A
Hij geneest mensen die eigenlijk niet te genezen zijn
B
Jezus stuurt soms mensen weg
C
Hij gebruikt hulpmiddelen of formules
D
het kost geld

Slide 28 - Quiz