Dag 4

Woorden
Thema 12:  Vriendschap
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Woorden
Thema 12:  Vriendschap

Slide 1 - Slide

De woorden van vandaag:
gezellig(e)
goed(e)
halen
hangen
hebben
helpen
herhalen

Slide 2 - Slide

gezellig(e) (bnw)
  • leuk, fijn, meestal iets wat je samen met andere mensen doet

  • zin: Samen eten vind ik heel gezellig
  • zin: Het was een gezellige avond.
22

Slide 3 - Slide

goed(e) (bnw)
  • goed(e) <--> slecht(e)
  • zin: 'Hoe gaat het met je?'
    'Goed, met jou ook?'

  • goed(e) <--> fout(e)
  • zin: Hij schrijft de goede antwoorden in zijn schrift.
23

Slide 4 - Slide

halen (ww)
  • ergens naartoe gaan en iets of iemand meenemen
  • halen <---> brengen

  • TT- ik haal - jij haalt - wij halen
  • VT - ik haalde - wij haalden
  • VTD - ik heb gehaald

  • zin: Ik haal boodschappen bij de Aldi. 
24

Slide 5 - Slide

hangen (ww)
  • hangen aan = vastzitten en niet de grond raken 
  • zin: De was hangt aan de lijn.
  • zin: Het schilderij hangt aan de muur.
  • niet rechtop staan of zitten
  • zin: Vanavond gaan we lekker hangen op de bank.
    (moe zijn, hebben geen zin)
  • TT - ik hang - jij hangt - wij hangen
  • VT - ik hing - wij hingen
  • VTD - ik heb gehangen

25

Slide 6 - Slide

hebben (ww)
  • Ik heb een fiets = Deze fiets is van mij. = Het is mijn fiets.

  • zin: Ik heb een broer en een zus. 
26

Slide 7 - Slide

helpen (ww)
  • als je iemand helpt, doe je iets voor die persoon 

  • TT - ik help - jij helpt - wij helpen
  • VT - ik hielp - wij hielpen
  • VTD - ik heb geholpen

  • zin: De docent helpt de leerlingen met de opdracht.
27

Slide 8 - Slide

herhalen (ww)
  • iets nog een keer doen of zeggen

  • TT - ik herhaal - jij herhaalt -
    wij herhalen
  • VT - ik herhaalde - wij herhaalden
  • VTD - ik heb herhaald

  • zin: Kunt u uw naam nog een keer herhalen? Ik heb het niet goed gehoord. 
28

Slide 9 - Slide

Ik heb het ................. gedaan.
Het is heel ................. hier.
21/22/23
A
goed gewoon
B
gewoon gezellig
C
gewoon goed
D
goed gezellig

Slide 10 - Quiz

22
timer
1:30
Wat vind jij gezellig?

Slide 11 - Mind map

22/23/25
Wat hoort bij elkaar?
gezellig
hangen
goed

Slide 12 - Drag question

Maak een zin.
Werkwoord: halen - jij
24

Slide 13 - Open question

Hij en ik .............. veel eten.
Zij ................... lekker eten.
........ jij eten?

24
A
haal halen haal
B
haalt halen haal
C
halen haalt haal
D
haal haalt haal

Slide 14 - Quiz

Zeen ................. schoenen aan.
Hij en ik .................. schoenen aan.
26
A
hebt heben
B
heeft zijn
C
heeft hebben
D
heb hebben

Slide 15 - Quiz

Ik .......... jullie.
Jullie ............. hem.
Mijn broer ......... haar.
27
A
help helpen help
B
help helpen helpt
C
helpt helpen helpen
D
help helpt help

Slide 16 - Quiz

Je snapt iets niet.
Maak een vraag met: herhalen
28

Slide 17 - Open question

28
Wat herhalen leerlingen vaak?

Slide 18 - Drag question