De boeken staan op alfabetische volgorde (achternaam van de schrijver) Paul van Loon (op de L.) Dagboek van een muts - Rachel Renée Russell (op de R.) Carry Slee (op de S.) Geronimo Stilton (op de S.)
Zet het boek over terug op dezelfde plek!
Denk goed na of je dit boek wel wil lezen!
Je geeft aan de docent door welk leesboek je hebt gekozen.
Wanneer je in de les komt, pak je 'jouw' leesboek en ga je rustig lezen.
Wees zuinig met het boek!
Hou zelf bij op welke bladzijde je bent gebleven.
Aan het einde van de les zet je je leesboek weer netjes op dezelfde plek terug.
Veel leesplezier.
timer
5:50
Slide 3 - Slide
Fictie of non-fictie?
Gebakken feta pasta met pompoen – Deze gebakken feta pasta met pompoen is een heerlijk herfstgerecht dat snel en makkelijk te bereiden is.
Dit recept is ideaal voor wie van comfort food houdt, maar toch iets gezonds op tafel wil zetten.
Voeg wat verse kruiden toe of bijvoorbeeld ham- of kipreepjes voor extra smaak en geniet van dit herfstige pastagerecht op een druilerige avond.
Slide 4 - Slide
Fictie of non-fictie?
De tekst was van een recept. Dus een non-fictie tekst.
Slide 5 - Slide
Wat voor verhaalsoort?
In 'Winteravontuur te paard' vertrekken Britt en Esra naar Lapland voor familiebezoek. Ze maken een winterse buitenrit op twee sterke IJslandse paardjes en zijn onder de indruk van de prachtige natuur. De meiden genieten met volle teugen van hun paardrijavontuur. Ze overnachten in een houten hut in de wildernis, en horen ’s nachts een vreemd geluid. Zijn de paarden in gevaar?
Slide 6 - Slide
1.1 Fictie verhaalsoorten
Slide 7 - Slide
De komende 3 weken
- Aan de slag met fictie van hoofdstuk 1, 2 en 3.
- Korte toets op woensdag 23 oktober
Slide 8 - Slide
Tot nu toe geleerd over fictie:
- wat fictie en non-fictie is. (hoofdstuk 1)
- hoe je boeken kiest: voorkant, flaptekst, verhaalsoort en pictogrammen (hoofdstuk 2)
- hoe je een hoofdpersoon herkent in de tekst (hoofdstuk 3)
Slide 9 - Slide
3.1 Fictie - Verschil tussen een echt persoon en een hoofdpersoon in een verhaal
Over een echt persoon (bijvoorbeeld jij) weet ik hoe je praat en doet.
Over een hoofdpersoon in een verhaal weet ik ook hoe deze denkt en hoe die zich voelt. Dat komt omdat de schrijver dat allemaal opschrijft.
Tijdens het lezen beleef je dus wat de hoofdpersoon meemaakt.
Slide 10 - Slide
3.1 Fictie - De hoofdpersoon (blz. 130)
In het echt leer je het karakter van mensen kennen door wat ze zeggen en wat ze doen.
In verhalen is dat net zo. Maar er is één verschil: in verhalen lees je ook wat ze denken en voelen. Daardoor leer je een hoofdpersoon vaak sneller en beter kennen dan echte mensen.
Slide 11 - Slide
3.1 Fictie - De hoofdpersoon (blz. 130)
De hoofdpersoon is de belangrijkste persoon in het verhaal.
Over de hoofdpersoon in een verhaal kom je te weten:
wat hij of zij denkt en voelt
wat zijn of haar karaktereigenschappen zijn (bijvoorbeeld: verlegen, zelfverzekerd, nieuwsgierig)
hoe hij of zij eruitziet
waar, hoe en met wie hij of zij woont
Slide 12 - Slide
3.1 Fictie - De bij-persoon (blz. 130)
Van een bij-persoon weet je vaak:
- hoe die eruitziet
- hoe die praat en doet
Maar... je weet niet hoe die denkt en voelt.
Slide 13 - Slide
3.1 Wie ben jij?
- Je krijgt van mij een werkblad
- Schrijf je voor- en achternaam op
- Beschrijf je uiterlijk (dus hoe zie je eruit, wat voor kleding draag je)
- Hoe praat je (zacht, gewoon, hard, schreeuwend)
- Beschrijf je karakter (wat voor persoon ben je) bijvoorbeeld actief, ambitieus, achterdochtig, behulpzaam, brutaal, chaotisch, creatief, doorzetter, trouw etc.......)
Je mag eventueel vragen aan je buurvrouw/man.
Slide 14 - Slide
'Eigen' leesboek
Je kiest een leesboek uit.
Denk goed na of je dit boek wel wil lezen!
Je geeft aan de docent door welk leesboek je hebt gekozen.
Wanneer je in de les komt, pak je 'jouw' leesboek en ga je rustig lezen.
Wees zuinig met het boek!
Aan het einde van de les zet je je leesboek weer netjes terug in de kast.
Hou zelf bij op welke bladzijde je bent gebleven.
Slide 15 - Slide
2.1 Aan de slag
Huiswerk bespreken opdracht 5 en 7 blz. 71-72
Samen lezen tekst 2 en 3 (blz. 72-74)
Maken opdracht 9 en 10
timer
10:00
Slide 16 - Slide
1.1 Fictie - opdracht 1
Wat voor pictogram hoort bij welke verhaalsoort?
Vul het werkblad in.
Vul ook jouw top 3 van verhaalsoorten in.
Slide 17 - Slide
2.1 Fictie - opdracht
Ga op zoek naar een boek dat jij in de klas wil lezen.
Slide 18 - Slide
2.1 Fictie - De hoofdpersoon (blz. 130)
In het echt leer je het karakter van mensen kennen door wat ze zeggen en wat ze doen.
In verhalen is dat net zo. Maar er is één verschil: in verhalen lees je ook wat ze denken en voelen. Daardoor leer je een hoofdpersoon vaak sneller en beter kennen dan echte mensen.
Slide 19 - Slide
2.1 Fictie - De hoofdpersoon (blz. 130)
De hoofdpersoon is de belangrijkste persoon in het verhaal.
Over de hoofdpersoon kom je te weten:
wat hij of zij denkt en voelt
wat zijn of haar karaktereigenschappen zijn (bijvoorbeeld: verlegen, zelfverzekerd, nieuwsgierig)
hoe hij of zij eruitziet
waar, hoe en met wie hij of zij woont
Slide 20 - Slide
'Eigen' leesboek
Je kiest een leesboek uit.
Denk goed na of je dit boek wel wil lezen!
Je geeft aan de docent door welk leesboek je hebt gekozen.
Wanneer je in de les komt, pak je 'jouw' leesboek en ga je rustig lezen.
Wees zuinig met het boek!
Aan het einde van de les zet je je leesboek weer netjes terug in de kast.