De boeken staan op alfabetische volgorde (achternaam van de schrijver) Paul van Loon (op de L.) Dagboek van een muts - Rachel Renée Russell (op de R.) Carry Slee (op de S.) Geronimo Stilton (op de S.)
Zet het boek over terug op dezelfde plek!
Denk goed na of je dit boek wel wil lezen!
Je geeft aan de docent door welk leesboek je hebt gekozen.
Wanneer je in de les komt, pak je 'jouw' leesboek en ga je rustig lezen.
Wees zuinig met het boek!
Hou zelf bij op welke bladzijde je bent gebleven.
Aan het einde van de les zet je je leesboek weer netjes op dezelfde plek terug.
Veel leesplezier.
timer
10:00
Slide 3 - Slide
Tot nu toe geleerd over fictie:
- wat fictie en non-fictie is. (hoofdstuk 1)
- wat realistische fictie en niet-realistische fictie is. (hoofdstuk 1)
- hoe je boeken kiest: voorkant, flaptekst, verhaalsoort en pictogrammen (hoofdstuk 2)
- Personages en karakterontwikkeling (hoofdstuk 3)
Slide 4 - Slide
Fictie of non-fictie?
Jij en ik
Later zul je bij me wonen.
Later zijn we met z'n beiden.
Dat bedenk ik soms, wanneer je
giechelt met de an'dre meiden.
't Is voorlopig nog maar beter
om de zaak geheim te houden,
'k zal je nog maar niet gaan zeggen
dat ik van je ben gaan houden.
Slide 5 - Slide
Fictie of non-fictie?
De tekst was van een gedicht Dus een fictie tekst.
Slide 6 - Slide
Wat voor verhaalsoort?
In 'Winteravontuur te paard' vertrekken Britt en Esra naar Lapland voor familiebezoek. Ze maken een winterse buitenrit op twee sterke IJslandse paardjes en zijn onder de indruk van de prachtige natuur. De meiden genieten met volle teugen van hun paardrijavontuur. Ze overnachten in een houten hut in de wildernis, en horen ’s nachts een vreemd geluid. Zijn de paarden in gevaar?
Slide 7 - Slide
De komende 3 weken
- Aan de slag met fictie van hoofdstuk 1, 2 en 3.
- Korte toets op woensdag 23 oktober
Slide 8 - Slide
Tot nu toe geleerd over fictie:
- wat fictie en non-fictie is. (hoofdstuk 1)
- wat realistische fictie en niet-realistische fictie is. (hoofdstuk 1)
- hoe je boeken kiest: voorkant, flaptekst, verhaalsoort en pictogrammen (hoofdstuk 2)
- Personages en karakterontwikkeling (hoofdstuk 3)
Slide 9 - Slide
2.1 fictie- Personages blz. 100
Personages verdeel je in hoofd- en bijpersonen.
Over de hoofdpersoon kom je te weten:
wat hij of zij denkt en voelt
wat zijn of haar karaktereigenschappen zijn (bijvoorbeeld: verlegen, zelfverzekerd, nieuwsgierig, egoïstisch)
hoe hij of zij eruitziet
waar, hoe en met wie hij of zij woont.
Hoofdpersonen leer je goed kennen in een boek omdat de schrijver dat precies heeft opgeschreven. Daarom kun je je goed inleven in een hoofdpersoon.
Slide 10 - Slide
2.1 fictie- leertekst personages blz. 100
Personages verdeel je in hoofd- en bijpersonen.
Over de bijpersonen krijg je veel minder informatie. Van bijpersonen krijg je meestal geen gedachten en gevoelens te lezen.
Slide 11 - Slide
3.1 fictie - Ontwikkeling hoofdpersoon blz. 180
Je leert het karakter van de personages in een verhaal kennen door wat ze denken, zeggen en doen. Door wat een personages meemaakt, kan hij veranderen.
Als een personage in een verhaal verandert, dan noem je dat karakterontwikkeling.
Vaak verandert alleen de hoofdpersoon in een verhaal.
Slide 12 - Slide
Vandaag
Samen lezen tekst 3
Huiswerk bespreken opdracht 7 blz. 184
Maken opdracht 8 blz. 184
Slide 13 - Slide
2.1 fictie- Personages blz. 100
Personages verdeel je in hoofd- en bijpersonen.
Over de hoofdpersoon kom je te weten:
wat hij of zij denkt en voelt
wat zijn of haar karaktereigenschappen zijn (bijvoorbeeld: verlegen, zelfverzekerd, nieuwsgierig, egoïstisch)
hoe hij of zij eruitziet
waar, hoe en met wie hij of zij woont.
Hoofdpersonen leer je goed kennen in een boek omdat de schrijver dat precies heeft opgeschreven. Daarom kun je je goed inleven in een hoofdpersoon.
Slide 14 - Slide
2.1 fictie- leertekst personages blz. 100
Personages verdeel je in hoofd- en bijpersonen.
Over de bijpersonen krijg je veel minder informatie. Van bijpersonen krijg je meestal geen gedachten en gevoelens te lezen.
Slide 15 - Slide
3.1 fictie - Ontwikkeling hoofdpersoon blz. 180
Je leert het karakter van de personages in een verhaal kennen door wat ze denken, zeggen en doen. Door wat een personages meemaakt, kan hij veranderen.
Als een personage in een verhaal verandert, dan noem je dat karakterontwikkeling.
Vaak verandert alleen de hoofdpersoon in een verhaal.
Slide 16 - Slide
3.1 Fictie Aan de slag
Huiswerk Lezen tekst 3 blz. 181-183
Maken opdracht 7 en 8 blz. 184
Slide 17 - Slide
1.1 Fictie - opdracht 1
Wat voor pictogram hoort bij welke verhaalsoort?
Vul het werkblad in.
Vul ook jouw top 3 van verhaalsoorten in.
Slide 18 - Slide
1.1 Fictie - opdracht 1
Slide 19 - Slide
2.1 Fictie - opdracht
Ga op zoek naar een boek dat jij in de klas wil lezen.
Slide 20 - Slide
'Eigen' leesboek
Je kiest een leesboek uit.
Denk goed na of je dit boek wel wil lezen!
Je geeft aan de docent door welk leesboek je hebt gekozen.
Wanneer je in de les komt, pak je 'jouw' leesboek en ga je rustig lezen.
Wees zuinig met het boek!
Aan het einde van de les zet je je leesboek weer netjes terug in de kast.
Hou zelf bij op welke bladzijde je bent gebleven.
Slide 21 - Slide
'Eigen' leesboek
Je kiest een leesboek uit.
Denk goed na of je dit boek wel wil lezen!
Je geeft aan de docent door welk leesboek je hebt gekozen.
Wanneer je in de les komt, pak je 'jouw' leesboek en ga je rustig lezen.
Wees zuinig met het boek!
Aan het einde van de les zet je je leesboek weer netjes terug in de kast.