Dagbesteding les 4

Dagbesteding
les 4
1 / 21
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Dagbesteding
les 4

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

les agenda 
Theorie:
- Structuur

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

timer
1:00
Wat is volgens jou structuur?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Structuur
Structuur = een ordening van de dingen in de wereld om je heen, een patroon. De manier waarop dingen steeds gebeuren. 

Structureren = is het programma zo duidelijk maken dat de cliënt er zelf wat mee kan doen, het zelf ook kan eigen maken. 




Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Hoe kun je volgens jou structuur bieden als begeleider binnen dagbesteding?
timer
1:30

Slide 5 - Open question

Veilige leefruimte, geen chaos, vaste dagindeling, vaste begeleiders (op dagen), vaste regels, vaste gewoonten, niet teveel regels, consequent zijn in het hanteren van grenzen, communiceren etc., 
Structuur tijdens de dagbesteding
--> tijdens de activiteit

  • Programmastructuur:  o.a.  mogelijkheden en wensen inventariseren, kort en bondig bespreken, veranderingen doorgeven. 
  • De structuur in bijzondere situaties: welke situaties kunnen gevaarlijk zijn, hoe deze te voorkomen? 
  • De spelstructuur: o.a. kijk wat iemand aankan en jouw rol hierbij.
  • De tafelstructuur: o.a. duidelijk begin en einde, hoeveelheid voorwerpen om zich heen.
  • Taakstructuur: o.a. duidelijkheid, korte opdrachten
  • Taalstructuur: o.a. taalgebruik, verbaal en non-verbaal 
  • Fysieke structuur: o.a. niet in discussie gaan bij een conflict, time-out aanbieden. 


Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Structureren in de leefomgeving
--> aan de ruimte en de organisatie van de dagbesteding. 

  • Ruimtelijke structuur: o.a.biedt een rust plek aan, spullen op vaste plek, wat afleidt verwijderen.

  • Sociale structuur: o.a. welke regels zijn er,geef positieve consequenties bij goed gedrag, maak regels visueel, niet teveel. 
  • Tijdstructuur: o.a.  zorg voor een dagorde, geef het vorm met picto's, gebruik een time-timer

  • Materiële structuur: o.a. kies de juiste materialen, controleer ze op veiligheid/aantrekkelijkheid, markeer het materiaal met kleuren, leg uit waarvoor het bedoeld is. 


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Dagbesteding

Thema 1 Dagbesteding
Hoofdstuk 3 De betekenis van dagbesteding voor de beroepskracht
Paragraaf 3.3, 3.4 en 3.5

Leerdoel: aan het einde van de les kun je uitleggen wat een hulpvraag is en weet je wat vraaggericht werken inhoud.
De student kent de 3 stappen betreft het geven van instructies




Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Waar denk je aan bij
vraaggericht werken

Slide 10 - Mind map

This item has no instructions

Vraaggericht werken 
Het doel is om  vanuit het idee van empowerment ,  cliënten stimuleren om zelf verantwoordelijkheid te dragen en zelfredzaamheid te tonen. 

Uitgangspunten en kenmerken: 
Gelijkwaardigheid en respect tussen client en hulpverlening; 
Client is actief betrokken bij het ondersteuningsproces. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Lees de casus van Arend op bladzijde 46
Wie bepaalt hier de hulpvraag? 
Wat zou de hulpvraag kúnnen zijn? 
Wie heeft er nog invloed op de hulpvraag? 
Wat doe je als een cliënt zijn hulpvraag niet in staat is om zijn hulpvraag te stellen? 


Slide 12 - Slide

This item has no instructions

De hulpvraag
Omschrijft de wensen en behoeften van de cliënt. 

De samenleving, het individu en de instelling hebben invloed op de hulpvraag

De hulpvraag komt naar voren als je de vraag stelt "help mij bij"

Je helpt de cliënt bij het ontdekken en verwoorden van zijn hulpvraag

De cliënt kan niet altijd zijn hulpvraag uitspreken of onder woorden brengen. Hij kan dan zijn hulpvraag op een andere manier laten zien bijv. door gedrag (impliciete hulpvraag)

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Vooroordelen
Een vooroordeel is een oordeel dat voorafgaat aan de feitelijke waarneming. Vooroordelen berusten meestal op een gebrek aan kennis. Daarnaast spelen emoties een belangrijke rol.
Belangrijk om objectief te blijven kijken

Vooroordelen vanuit de cliënt:
  • Begeleiding snapt mij niet
  • Luistert niet naar mij
  • Doet alleen wat hij zelf wil

Vooroordelen vanuit de beroepskracht
  • De cliënt wil toch niets
  • Kun je nooit helpen
  • Is ongemotiveerd

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Voorwaarden om vraaggericht te werken
Leef je in in de cliënt; 
kijk samen naar de hulpvraag en probeer deze samen met de cliënt te formuleren; 
Luister niet alleen maar vraag door, ga in gesprek; 
De cliënt is en blijft verantwoordelijk voor zijn eigen resultaat. Beroepskracht voor het proces; 
Sluit aan bij de belevingswereld van de cliënt. 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Inleiding instructie geven
  • Vat samen waar de nieuwe kennis over gaat
  • Peil de voorkennis van de cliënt 
  • Als er geen voorkennis is, geef je uitleg door bijv. voorbeelden te geven


Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Opbouw van de instructie
  • Geef aan wat het doel van de activiteit is
  • Geef informatie in kleine stappen
  • Geef concrete voorbeelden
  • Sluit in taalgebruik aan bij de cliënt
  • Controleer of de cliënt je begrijpt (laat de cliënt samenvatten wat je hebt vertelt)
  • Blijf bij de kern van wat je wilt vertellen
  • Vat tussendoor en aan het eind de hoofdlijnen van de instructie samen


Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Waarom is het belangrijk dat de instructie in kleine stukjes wordt gegeven?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Stappen van instructie
Beginsituatie wat weet de cliënt?
Doelstelling waar wil je naar toe?
Kerninstructie wat vertel ik, wat laat ik de cliënt zelf uitzoeken?
Voordoen, samen doen, nadoen werk in kleine stappen
Instructiemateriaal heb je een stappenplan of oefenmateriaal nodig? 
Evaluatie heb jij je doel bereikt? 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Zet de juiste tekst bij elkaar
Beginsituatie
Doelstelling
Kerninstructie
Voordoen, samen doen, nadoen
Instructiemateriaal
Evaluatie
Wat weet de cliënt?
Waar wil je naar toe?
Heb je een stappenplan of oefenmateriaal nodig?
Heb jij je doel bereikt? 
Wat vertel ik, wat laat ik de cliënt zelf uitzoeken?
Werk ik kleine stappen

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions

Thuisstudie
Neem door uit het Boek Dagbesteding MZ:
Thema 1 dagbesteding: Hoofdstuk 3 De betekenis van dagbesteding voor de beroepskracht.  (blz 42 t/m 55)

Onderwerpen volgende keer: 
- Benaderingen /visies op menselijk gedrag en dagbesteding. 
- Instructies geven

Slide 21 - Slide

This item has no instructions