Dagbesteding les 6

Dagbesteding
les 6
1 / 18
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Dagbesteding
les 6

Slide 1 - Slide

les agenda 
  • Terugblik vorige les
  • Behandelen theorie
  • Oefenopdracht
  • Vragen? 


Slide 2 - Slide

Over welke 5 benaderingen hebben we het vorige les gehad?

Slide 3 - Open question

Welke benaderingswijze spreekt jou het meest aan, leg uit waarom

Slide 4 - Open question

Dagbesteding

Thema 1 Dagbesteding
Hoofdstuk 3 De betekenis van dagbesteding voor de beroepskracht
Paragraaf 3.3, 3.4 en 3.5

Leerdoel: aan het einde van de les kun je uitleggen wat een hulpvraag is en weet je wat vraaggericht werken inhoud.
De student kent de 3 stappen betreft het geven van instructies




Slide 5 - Slide

Waar denk je aan bij
vraaggericht werken

Slide 6 - Mind map

Vraaggericht werken
Kenmerkend:

Samenwerking tussen zorgverlener en cliënt  op basis van gelijkwaardigheid en respect.

Slide 7 - Slide

De hulpvraag
Omschrijft de wensen en behoeften van de cliënt. 

De samenleving, het individu en de instelling hebben invloed op de hulpvraag

De hulpvraag komt naar voren als je de vraag stelt "help mij bij"

Je helpt de cliënt bij het ontdekken en verwoorden van zijn hulpvraag

De cliënt kan niet altijd zijn hulpvraag uitspreken of onder woorden brengen. Hij kan dan zijn hulpvraag op een andere manier laten zien bijv. door gedrag (impliciete hulpvraag)

Slide 8 - Slide


Vooroordelen vanuit de cliënt:
  • Begeleiding snapt mij niet
  • Luistert niet naar mij
  • Doet alleen wat hij zelf wil

Vooroordelen vanuit de beroepskracht
  • De cliënt wil toch niets
  • Kun je nooit helpen
  • Is ongemotiveerd

Belangrijk om objectief te blijven kijken

Slide 9 - Slide

Voorwaarden om vraaggericht te werken
  • Leef je in in de cliënt; 
  • kijk samen naar de hulpvraag en probeer deze samen met de cliënt te formuleren; 
  • Luister niet alleen maar vraag door, ga in gesprek; 
  • De cliënt is en blijft verantwoordelijk voor zijn eigen resultaat. Beroepskracht voor het proces; 
  • Sluit aan bij de belevingswereld van de cliënt. 

Slide 10 - Slide

Welke zaken hebben invloed op de hulpvraag die een cliënt kan hebben
A
samenleving, buren, individu
B
samenleving, instelling, individu
C
instelling, maatschappij, samenleving
D
individu, samenleving, hulpvraag

Slide 11 - Quiz

Het is belangrijk om je te kunnen inleven in de cliënt, noem twee oorzaken waardoor dit lastig kan zijn

Slide 12 - Open question

Inleiding instructie geven
  • Vat samen waar de nieuwe kennis over gaat
  • Peil de voorkennis van de cliënt 
  • Als er geen voorkennis is, geef je uitleg door bijv. voorbeelden te geven


Slide 13 - Slide

Opbouw van de instructie
  • Geef aan wat het doel van de activiteit is
  • Geef informatie in kleine stappen
  • Geef concrete voorbeelden
  • Sluit in taalgebruik aan bij de cliënt
  • Controleer of de cliënt je begrijpt (laat de cliënt samenvatten wat je hebt vertelt)
  • Blijf bij de kern van wat je wilt vertellen
  • Vat tussendoor en aan het eind de hoofdlijnen van de instructie samen


Slide 14 - Slide

Waarom is het belangrijk dat de instructie in kleine stukjes wordt gegeven?

Slide 15 - Open question

Stappen van instructie
Beginsituatie wat weet de cliënt?
Doelstelling waar wil je naar toe?
Kerninstructie wat vertel ik, wat laat ik de cliënt zelf uitzoeken?
Voordoen, samen doen, nadoen werk in kleine stappen
Instructiemateriaal heb je een stappenplan of oefenmateriaal nodig? 
Evaluatie heb jij je doel bereikt? 

Slide 16 - Slide

Zet de juiste tekst bij elkaar
Beginsituatie
Doelstelling
Kerninstructie
Voordoen, samen doen, nadoen
Instructiemateriaal
Evaluatie
Wat weet de cliënt?
Waar wil je naar toe?
Heb je een stappenplan of oefenmateriaal nodig?
Heb jij je doel bereikt? 
Wat vertel ik, wat laat ik de cliënt zelf uitzoeken?
Werk ik kleine stappen

Slide 17 - Drag question

Aan de slag!
Bestudeer voor volgende week:

Hoofdstuk 3 De betekenis van dagbesteding voor de beroepskracht
Paragraaf 3.4 

Slide 18 - Slide