Woordsoortenspel

Woordsoortenspel
1 / 26
next
Slide 1: Slide
Middelbare school

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Woordsoortenspel

Slide 1 - Slide

Hoeveel lidwoorden kent het Nederlands? Noem ze allemaal.

Slide 2 - Open question

Hoeveel znw zijn er in de volgende zin?
De verzorger geeft de kluif aan de tijger
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 3 - Quiz

Waar of niet waar?
Van een znw kun je een verkleinwoord maken.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Waar of niet waar?
Er zijn znw zonder meervoud
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Waar of niet waar?
Een lidw kan achter een znw staan.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Waar of niet waar?
Er zijn znw zonder enkelvoud.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Welke van de volgende woorden heeft geen verkleinwoord?
A
stoel
B
snee
C
eiland
D
honger

Slide 8 - Quiz

Welke van de volgende woorden heeft geen verkleinwoord?
A
winkel
B
koning
C
jeugd
D
kaart

Slide 9 - Quiz

Wat is het volt.deelwoord van ik wijs?

Slide 10 - Open question

Van welk werkwoord is ik mat de verleden tijd?

Slide 11 - Open question

Hoeveel werkwoorden zitten in de volgende zin: Als vliegen achter vliegen vliegen,vliegen vliegen vliegensvlug.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 12 - Quiz

Van welk werkwoord is geweest het voltooid deelwoord?

Slide 13 - Open question

Bijvoeglijke nw kunnen een korte en een lange vorm hebben
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Hoeveel bvn? Het leuke, spannende computerspel ligt op de grote tafel in die donkere hoek.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 15 - Quiz

Werkwoorden kunnen gebruikt worden als bijv. nw
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Hoeveel znw ?
Als jouw teckel mijn teckel tackelt, tackelt mijn teckel jouw teckel terug.

Slide 17 - Open question

Welk woord heeft geen meervoud?
A
droom
B
lepel
C
plezier
D
museum

Slide 18 - Quiz

Welk woord is geen eigennaam?
A
Alkmaar
B
Lidl
C
Beyoncé
D
kasteel

Slide 19 - Quiz

Hoeveel eigennamen?
Jan rijdt met Maarten op de fiets naar Apeldoorn.

Slide 20 - Open question

Hoeveel eigennamen?
Floris woonde in de Middeleeuwen in de provincie Gelderland.

Slide 21 - Open question

Hoeveel znw?
De krolse kat krabt de krullen van de trap.

Slide 22 - Open question

Is het woordje "het" in de zin een lidwoord. Waarom ja of nee?
Volgens de weerman gaat het vriezen.

Slide 23 - Open question

Wat wordt er bedoeld met infinitief?

Slide 24 - Open question

Hoeveel werkwoorden?
Ik zou je morgen mijn fiets kunnen geven.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 25 - Quiz

Hoeveel werkwoorden?
Liesje leerde Lotje lopen langs de lange Lindenlaan.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 26 - Quiz