Fictie herhalen tentamen 2.3.2021

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat heb je gedaan in de vakantie?

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Wat is fictie?

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

Welk(e) genre(s) ken je?

Slide 6 - Open question

Wat is een voorbeeld van een thema?
A
Oorlogsverhaal
B
thriller
C
verraad
D
dystopisch verhaal

Slide 7 - Quiz

Verschil genre en thema
Genre: De categorie waar je een verhaal in kunt delen op onderwerp. Bv. Thriller, fantasy, liefdesverhaal.

Thema: De diepere bedoeling van het verhaal. Waar gaat het verhaal over? Bv. Vriendschap, verraad, eenzaamheid.

Slide 8 - Slide

Met welke stijlfiguur heb je te maken in de zin: "Je kletst me de oren van het hoofd", zegt de leraar tegen het stille, verlegen meisje.
A
Overdrijving
B
Ironie
C
Tegenstelling
D
Sarcasme

Slide 9 - Quiz

Met welke stijlfiguur heb je te maken in de zin: "Je moet vooral zo doorwerken, dan kom je er wel", zegt de docent tegen een leerling.
A
Overdrijving
B
Ironie
C
Tegenstelling
D
Sarcasme

Slide 10 - Quiz

Met welke stijlfiguur heb je te maken in de zin: Ik sterf van de honger.
A
Overdrijving
B
Ironie
C
Tegenstelling
D
Sarcasme

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Wat is de vertelde tijd in het boek:
Een dag in het leven van Tinkelbell.

Slide 13 - Mind map

Wat is het verschil tussen chronologisch en niet-chronologisch?

Slide 14 - Open question

Hoe noem je een mededeling over iets wat later gaat gebeuren in een verhaal of een gedachte van een personage van angst of hoop voor de toekomst?

Slide 15 - Open question

Wat is het verschil tussen een proloog en een epiloog?

Slide 16 - Open question

Verbanden tussen strofen 
Blz. 300 en 301 (opdracht 3).
Opsomming  Elke strofe is onderdeel van een opsomming.
Tegenstelling  De inhoud van de strofen staan tegenover elkaar.
Herhaling  Dingen komen in meerdere strofen terug, letterlijk of anders verwoord.
Reden  Een strofe legt uit wat de reden is van iets dat in een eerdere strofe is gezegd. 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide