In een opsommend verband worden dingen achter elkaar genoemd.
Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook, verder, ten slotte, en, niet alleen ... (maar) ook
Liggende streepjes (-) of getallen (1, 2, 3) horen hier ook bij.
Ten eerste vind ik dat je op tijd moet komen en je moet ook je spullen op orde hebben.