Uitleg les 3: Hoofdstuk 2 Frontoffice Werkzaamheden

Hoofdstuk 2 Frontoffice Werkzaamheden
1 / 13
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 3,4

This lesson contains 13 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 2 Frontoffice Werkzaamheden

Slide 1 - Slide

Soorten vragen:

  • Open vragen: deze vragen beginnen met een van de volgende woorden: wat, waar, wie, waarom, waarmee, wanneer of hoe. Deze vragen zijn niet met ja of nee te beantwoorden.
  • Gesloten vragen: beperken de antwoordmogelijkheden. Meestal zijn de antwoordmogelijkheden ‘ja’ of ‘nee’.
  • Controlevragen: deze vragen stel je om erachter te komen of je de vraagsteller goed begrepen hebt.



Slide 2 - Slide

Lesdoelen:
Aan het einde van dit hoofdstuk weet je: 
  • Hoe je met vragen van cliënten omgaat
  • Hoe je een cliënt verwijst
  • Hoe je afspraken inplant
  • Hoe je de juiste omgangsvorm kiest
  • Hoe je op de juiste manier omgaat met emoties van anderen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Verwijzen: 

  • Iemand doorverwijzen naar collega: aangeven hoe de cliënt er komt.
  • Iemand stelt een vraag die jij niet kan beantwoorden: doorverwijzen naar collega.
  • Iemand de weg moeten wijzen naar de juiste behandelaar.

Slide 6 - Slide

Notities maken: 

Aandachtspunten:
  • Korte aantekeningen.
  • Zorg ervoor dat je zelf later nog begrijpt wat je opgeschreven hebt.
  • Complete informatie.

Slide 7 - Slide

Afspraken inplannen:
  • Afspraken inplannen op basis van urgentie.
  • Urgentie betekent dat iets heel dringend is.
  • Spoedgevallen
  • Arts direct erheen.
  • Afspraken schuiven door.
  • Online afspraaksysteem
  • Voordeel: Patiënten kunnen zelf inplannen.
  • Nadeel: Urgentie inschatten is lastig.



Slide 8 - Slide

Omgangsvormen:

  • Begroeten met ‘goedemorgen’ of ‘goedemiddag’.
  • Aanspreken met meneer of mevrouw.
  • Achternaam voor persoonlijke benadering
  • Oogcontact maken.
  • Afscheid nemen met ‘tot ziens’.

Slide 9 - Slide

Representatief zijn:
  • Netjes en verzorgd.
  • Schone, goed onderhouden kleding.
  • Geen knopen van kleding .
  • Geen vlekken op kleding.
  • Schoon zijn en fris ruiken.
  • Geen opzichtig kapsel.
  • Geen aanstootgevend gedrag.

Slide 10 - Slide

Omgaan met emoties:
  • Emoties zijn uitingen van iemands gevoel: woede, blijdschap, angst, afschuw, verbazing en verdriet.


  • Inlevingsvermogen is het vermogen om je te verplaatsen in de denkwijze en gevoelens van anderen.


Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Maken:
Opdrachten Hoofdstuk 2:
Opdracht 2.01 t/m 2.14
Blz 137 t/m 152

Klaar? Laat controleren door je docent.

Slide 13 - Slide