Leesvaardigheid H2 - opdr. 3

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Leesvaardigheid

Hoofdstuk 2

Wat gaan we vandaag doen?

Lesdoel: je weet hoe een alinea is opgebouwd en je kan de kernzin van een alinea aanwijzen.

- Terugblik

- Huiswerk bespreken

- Uitleg theorie

- Opdr. 3 Leesvaardigheid H2 maken

Welke tekststructuren zijn er?

Hoofdgedachte: Jongeren moeten meer bewegen op school.

Hoofdgedachte: Het aantal mensen met overgewicht kan teruggedrongen worden door de invoering van een vettaks (accijns op ongezonde en vette levensmiddelen).

Hoofdgedachte: Het klimaatprobleem wordt onder andere veroorzaakt door CO2-uitstoot van auto's, de bio-industrie en fabrieken.

Aspecten-structuur

Verklarings-structuur

Argumentatie-structuur

Probleem/oplossing-structuur

vraag/antwoord-structuur

voor- en nadelen-structuur

Huiswerk bespreken

Klassikaal

Uitleg theorie: de alinea

Een tekst is verdeeld in alinea’s

Kernzin: de belangrijkste zin van de alinea (hoofdgedachte)

De kernzin kan op verschillende plaatsen voorkomen:

- Meestal eerste zin

- Tweede zin (eerste zin kondigt deelonderwerp aan of een structurerende zin die een verband aangeeft)

- Soms laatste zin

Onderstreep de kernzin als je een tekst leest (op de toets)! Zo krijg je ook makkelijk een samenvatting van de tekst

De rest van de alinea is dan een uitleg of voorbeelden

Uitleg theorie: de alinea

Voorbeeld 1 in je boek (blz. 30)

Klassikaal

Bekijk de andere voorbeelden plus de toelichting zelf

5 minuten

Opdr. 3 Leesvaardigheid H2 maken

- Blz. 31-33

- Lees tekst 3

- Maak de opdrachten en vul je antwoorden in in LessonUp (slide 9 t/m 28)

- 3.7 mag je overslaan

Vul je antwoord op vraag 1 (blz. 31) hier in.

Vul het antwoord op vraag 2 (blz. 31) hier in.

1. de actualiteit
2. een anekdote
3. een voorbeeld
4. het belang voor de lezer

Vul het antwoord op vraag 3 (blz. 31) hier in.

1. uiteenzetting
2. beschouwing
3. betoog

Vul het antwoord op vraag 4 (blz. 31) hier in.

1. argumentatiestructuur
2. probleem/oplossing-structuur
3. verklaringsstructuur
4. vraag/antwoord-structuur

Vul het antwoord op vraag 5 (blz. 31) hier in.

Vul het antwoord op vraag 6 (blz. 31) hier in.

Vul het antwoord op vraag 8 (blz. 31) hier in.

Vul het antwoord op vraag 9 (blz. 31) hier in.

Vul het antwoord op vraag 10 (blz. 32) hier in.

Vul het antwoord op vraag 11 (blz. 32) hier in.

Vul het antwoord op vraag 12 (blz. 32) hier in.

Vul het antwoord op vraag 13 (blz. 32) hier in.

Vul het antwoord op vraag 14 (blz. 32) hier in.

Vul het antwoord op vraag 15 (blz. 32) hier in.

Vul het antwoord op vraag 16 (blz. 32) hier in.

Vul het antwoord op vraag 17 (blz. 32) hier in.

Vul het antwoord op vraag 18 (blz. 32) hier in.

Vul het antwoord op vraag 19 (blz. 32) hier in.

1. informeren
2. overtuigen
3. opiniëren
4. activeren

Vul hier het antwoord op vraag 20 (blz. 32) hier in.

1. Het gebruik van sociale media bevordert 'echte' vriendschappen en soms ook het zelfvertrouwen van de gebruikers.
2. Het gebruik van sociale media heeft geleid tot een toename van narcistische karaktertrekken onder Amerikaanse studenten.
3. Het gebruik van sociale media is geen onschuldig tijdverdrijf, want het houdt veel mensen af van het echte leven.
4. Het gebruik van sociale media maakt mensen uitbundig en sociaal.

Vul het antwoord van vraag 21 (blz. 32) hier in.