Persoonsvorm:1. Een persoonsvorm verandert als je de zin in een andere tijd zet.
tt: Ik geloof in een goede afloop.
vt: Ik geloofde in een goede afloop.
tt: Ik heb in een goede afloop geloofd.
vt: Ik had in een goede afloop geloofd.
2. Een persoonsvorm verandert als de persoon (het aantal) verandert.
ev: Ik geloof in een goede afloop.
mv: Wij geloven in een goede afloop.
ev: Ik heb in een goede afloop geloofd.
mv: Wij hebben in een goede afloop geloofd.
Het voltooid deelwoord:Het voltooid deelwoord verandert niet als de tijd of het aantal verandert.
tt: Ik heb in een goede afloop geloofd.
vt: Ik had in een goede afloop geloofd.
ev: Ik heb in een goede afloop geloofd.
mv: Wij hebben in een goede afloop geloofd.
Een vd (voltooid deelwoord) heeft altijd een hulpwerkwoord nodig, namelijk vormen van hebben, zijn of worden.