'Ir' + a = iets gaan doen
Het werkwoord 'ir' + de toevoeging van het voorzetsel 'a' wordt gebruikt om aan te geven dat je
iets gaat doen. Je moet het werkwoord 'ir' natuurlijk nog wel in de juiste persoon vervoegen.
Ik ga naar de markt. Voy al (a + el) mercado.
Morgen ga je naar school. Mañana vas a la escuela.