AA:-De leerlingen weten hoe ze de tekst actief kunnen lezen de hand van sleutelvragen.
- Ze weten welke onduidelijkheden er in een tekst kunnen zijn (woorden, stukjes tekst, plaatjes).
A & B:
-De leerlingen weten hoe ze de tekst actief kunnen lezen de hand van sleutelvragen.
- De leerlingen kunnen in een schema aangeven wat ze geleerd hebben van de tekst, wat ze interessant vinden en welke vragen ze nog hebben over de tekst. Ze kunnen toetsvragen beantwoorden.
-De leerlingen weten hoe ze informatie uit de tekst overzichtelijk in een T-schema kunnen invullen.
Na het lezen van de tekst weten de leerlingen
waarom er steeds meer 100-jarigen zijn.