Van A tot Zin 2.8 BiZ

2.8
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

2.8

Slide 1 - Slide

Weet je nog?
Omar is aan de beur.            Hij is aan de beurt.
Alma gaat naar het park.      Zij gaat naar het park.
Alma, Joost en Inge gaan zwemmen.    Zij gaan zwemmen.

Wie? = onderwerp

Slide 2 - Slide

Weet je nog?
Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon of een groep personen, zonder ze bij naam te noemen.
ik, jij/je, hij, zij/ze, u wij/we, jullie, zij/ze ( als onderwerp van zin)
Hij gaat vrijdag naar de speeltuin. Reist zij graag met de trein?
Wij zijn aan de beurt.
Jullie gaan naar het park.
Ik praat niet

Slide 3 - Slide

?
De boom.             ...... is dik
Het brood.                          ......... ruikt lekker
De appels.                                .........kosten een euro per kilo. 

Slide 4 - Slide

Wat ga je vandaag leren?
Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar dingen, zonder ze bij naam te noemen.
 Het ding is onderwerp van de zin

Ik kan de juiste persoonlijke voornaamwoorden voor dingen gebruiken in een zin.

Slide 5 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden voor dingen
De- woorden > hij
het- woorden> het
meervoud.      > ze
De tafel is nieuw. Hij is mooi.
Het raam is nieuw. Het is mooi.
De tafels zijn nieuw. Ze zijn mooi
De ramen zijn nieuw. Ze zijn mooi

Slide 6 - Slide

Boek blz. 66  Samen oefenen
Rode tekst lezen!
Werk met z'n tweeën
1. Kies het goede antwoord.
2. Vraag en antwoord.
3. Welk woord past in de zin.
4. Vul in.







Slide 7 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?
What did you learn today?
що ти навчився сьогодні?
ماذا تعلمت اليوم
bugün ne öğrendin
Ի՞նչ սովորեցիք այսօր:
آج آپ نے کیا سیکھا؟
O que você aprendeu hoje?
ሎሚ እንታይ ተማሂርኩም?

Slide 8 - Slide

Zelfstandig werken
Maak de computeropdrachten 2.8
opdracht 1 tot en met 4 + herhaalvragen

Slide 9 - Slide

Heb je het lesdoel bereikt?


Ik kan de juiste persoonlijke voornaamwoorden voor dingen gebruiken in een zin.

Slide 10 - Slide

Hoe goed kan jij de juiste persoonlijke voornaamwoorden voor dingen gebruiken in een zin?

Slide 11 - Slide

Huiswerk 
Computeropdrachten van 2.8 (opdracht 1 tot en met 4 + herhaal) afmaken 
maandag  10 juli





Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide