3.3 Geloven en weten

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

3.3 Geloven en weten

Planning

• Herhaling van 3.1 en 3.2
• Leerdoelen
• Voorkennis activeren
• Instructie
• Aan de slag

• Huiswerk

Herhaling

Paragraaf 3.1 en 3.2

• korte  vragen

Wat is het Griekse woord voor stadstaat?

1. Akropolis
2. Athene
3. Parthenon
4. Polis

Een Griekse stadstaat is zelfstandig wanneer ze hun eigen ... en eigen ... hebben (2 dingen)

Waarom gingen de Grieken nieuwe kolonies veroveren?

1. Ze wilden sterker zijn dan andere volken
2. Ze wilden een zo groot mogelijk rijk maken
3. Ze hadden meer landbouwgrond nodig
4. Ze vonden de Middelandse zee mooi

Noem de vier sociale groepen in Athene

Noem 3 kenmerken van de eerste sociale groep in Athene

Grieken gaan muntgeld gebruiken

1. Verandering
2. Continuiteit

Noem een verschil tussen een aristocratie en een tirannie

Noem een overeenkomst tussen een monarchie en een tirannie

Welke sociale groep had de meeste rechten in Athene?

1. De slaven
2. De vrije mannen
3. De vrouwen
4. De migranten

Wat zie je op deze bron?

1. Een monarchie
2. Een kolonie
3. De agora
4. Een stadstaat

Onafhankelijk

Tiran

Democratie

Aristocratie

De Grieken bestuurden en beslisten over zichzelf

Een regering met een groep aanzienlijke mensen

Het systeem waarbij het volk (deel) beslist

Iemand, die op een onwettige manier de alleenheerschappij krijgt

Wat is het verschil tussen een directe en een indirectie democratie? En welke vorm had de Griekse wereld? En welke vorm heeft NL?

Aan het einde van de les kun je:

• Uitleggen hoe belangrijk goden waren voor de Grieken
• Uitleggen hoe de Griekse wetensschappers denken en onderzoeken
• Uitleggen wat 

Vragen huiswerk? 

- In gaan op de vaardigheden

3.3 Geloven en weten

In deze paragraaf leer je ...

• Hoe belangrijk goden waren in het leven van de Grieken
• Welke culturele eenheid er was onder de Grieken
• Hoe de Griekse wetenschappers gingen denken en onderzoeken
  

Goden en mensen

De Grieken hadden een polytheistische godsdienst. Net als de Egyptenaren geloofden de Grieken in meerdere goden. 

• Voor elk (natuurs)verschijnsel was een god
• Poseidon --> God van de zee
• Aphrodite --> Godin van de liefde 

Goden en mensen

In de Griekse mythen (goden verhalen) lijken goden op mensen met eigen karakters en tekortkomingen. Ze maken ruzie, worden verliefd of zijn juist heel vrolijk of boos. 

Om goden te eren werden er tempels gebouwd en sportwedstrijden gehouden. 

In de tempels staat een altaar: een speciale offersteen. 

Culturele eenheid

De Grieken vonden zichzelf heel wat. Andere culturen die geen Grieks sprak werden barbaren genoemd. 

Ondanks de vele stadstaten en verschillende politieke bestuur voelde de Grieken zich als één volk. 

Ze spraken dezelfde taal, aanboden dezelfde goden en hadden hetzelfde schrift. 

Onderzoekers en denkers

Door logisch nadenken en onderzoek te doen proberen de Grieken natuursverschijnselen te verklaren. 

• De Grieken noemen deze wetenschappers filosofen, mensen die streven naar wijsheden. 
• Filosofie: alle wetenschappen in de tijd van de Grieken

Filosofen Socrates en Plato

Socrates: Filosofie is een zoektocht naar de waarheid. 

Elk antwoord dat hij vond leidde tot nieuwe vragen. 

Plato: Hoe kom je het beste tot waarheid? Denken of toch kijken?  

• Plato stichtte een acedemie, soort van universiteit. Veel van zijn boeken zijn bewaard gebleven. 
  

Zeus de Oppergod

Diana de Godin van de jacht en natuur

Poseidon God van de zee

Dionysus God van de wijn

Ma na de kerstvakantie

• Lezen paragraaf 3.3
• Maken paragraaf 3.3 1 t/m 6
• Leermiddel van 3.1 en 3.2 af