week 40 conventies artikel - nakijkmodel artikel

Huiswerk direct open op tafel leggen
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Huiswerk direct open op tafel leggen

Slide 1 - Slide

Welkom bij 

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  • Je weet de conventies van een artikel voor de toetsweek. 
  • Je controleert het geschreven artikel volgens het nakijkmodel. 
  • Je weet hoeveel punten voor schrijfvaardigheid je zou halen bij een toets. 
  • Je maakt het leesdossier van boek 1 volledig met aandacht voor volledigheid, spelling en lay-out. 

Slide 3 - Slide

Conventies artikel
Lees en schrijf mee! 
Aantekeningen maken

Slide 4 - Slide

Beoordeling schrijfopdracht 
  • Inhoud 6 punten (max. -9)
  • Taalgebruik 5 punten (max. -7)
  • Conventies 2 punten (max. -6)
  • Totaal maximaal 13 punten

Controleer het met het nakijkmodel, overleggen mag fluisterend. 
Schrijf het totaal aantal behaalde punten op. 

timer
1:00

Slide 5 - Slide

Hoeveel punten heb je in totaal behaald voor de schrijfopdracht?
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12 of 13

Slide 6 - Poll

Controleer het op:
  • volledigheid (zie nakijkmodel)
  • spelling
  • lay-out. 
Inleveren in Classroom.

Deadline boek 1 volledig:
4 oktober 23:59 uur!
Niet ingeleverd / volledig = maken op school tot het af is! 

Slide 7 - Slide

Checklist
Volgende les meenemen:
  • Huiswerk: boekje met Examen 2021, vragen bij tekst 1 en 4.
  • Nieuw Nederlands boek niet nodig.
  • Woordenboek meenemen.
  • Opgeladen Chromebook


Slide 8 - Slide

Zo gebruik je HOOFDLETTERS
  • aan het begin van een zin: Het feest duurt tot tien uur.
  • als de zin met ’s begint, verschuift de hoofdletter: ’s Middags eet ik brood.
  • bij namen: Stan Mol, Turfstraat, Apeldoorn, SP, Ford, Kerstmis, Puma.
  • bij woorden die van (aardrijkskundige) namen zijn gemaakt: Oost-Europese, Chinese.

Slide 9 - Slide

GEEN HOOFDLETTERS
  • namen van dagen van de week (vrijdag), 
  • maanden (november), 
  • seizoenen (herfst) en 
  • windstreken (westen) 

Slide 10 - Slide

BELANGRIJKSTE LEESTEKENS
  • Punt: aan het einde van iedere zin. 
  • Vraagteken: na een vraag. 
  • Uitroepteken: na een zin die nadruk wilt geven. 
  • Dubbele punt: voor een citaat, bij een aankondiging of opsomming.
  • Aanhalingstekens: voor en na een citaat. 
  • Komma: volgende dia. 

Slide 11 - Slide

KOMMA
Een komma laat zien hoe een zin in elkaar zit. Je zet een komma
  • tussen twee persoonsvormen: Als jij thee zet, pak ik de chocoladereep;
  • tussen de delen van een opsomming (behalve voor het woord en);
  • na een naam of een uitroep aan het begin van een zin: Nee, dat mag je niet doen! / Jan, wil je dat niet doen? 
  • voor voegwoorden, zoals: maar, want, doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, zodat, zodra.

Slide 12 - Slide

Verschillen in betekenis

  • Hij zat op haar schoot en rustte uit.
  • Hij zat op haar, schoot en rustte uit.
  • Ik hou van je mama. 
  • Ik hou van je, mama. 



Waardoor komt het verschil in betekenis?

Slide 13 - Slide