Van een caféhouder is gegeven: omzet € 120.000,- inkoop dranken € 25.000,- betaling schoonmaakbedrijf € 10.000,- betaling eigen personeel € 20.000,- Wat is de toegevoegde waarde van dit café?
A
€ 95.000,-
B
€ 85.000,-
C
€ 75.000,-
D
€ 65.000,-
1 / 21
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3
This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Van een caféhouder is gegeven: omzet € 120.000,- inkoop dranken € 25.000,- betaling schoonmaakbedrijf € 10.000,- betaling eigen personeel € 20.000,- Wat is de toegevoegde waarde van dit café?
A
€ 95.000,-
B
€ 85.000,-
C
€ 75.000,-
D
€ 65.000,-
Slide 1 - Quiz
Toegevoegde waarde:
omzet - ingekochte goederen en diensten
De kosten van het eigen personeel is geen voorbeeld van een ingekocht goed of dienst!
Slide 2 - Slide
Van een bouwbedrijf is gegeven: Omzet € 800.000,- inkoop bouwmaterialen € 120.000,- Wat is de bijdrage van dit bouwbedrijf aan het bbp?
A
€ 120.000,-
B
€ 800.000
C
800.000 - 120.000 =
€ 680.000,-
D
800.000 + 120.000 =
€ 920.000,-
Slide 3 - Quiz
Wordt het loon van de werknemers van de toegevoegde waarde betaald?
A
Ja
B
Nee
Slide 4 - Quiz
Wordt de betaalde rente over de schulden van de toegevoegde waarde betaald?
A
Ja
B
Nee
Slide 5 - Quiz
Worden de ingekochte goederen van de toegevoegde waarde betaald?
A
Ja
B
Nee
Slide 6 - Quiz
Ingekochte goederen worden uit de omzet betaald.
Wat overblijft is de toegevoegde waarde waarvan onder andere lonen en betaalde rente wordt betaald.
Ingekochte goederen worden uit de omzet betaald.
Wat overblijft is de toegevoegde waarde waarvan onder andere lonen en betaalde rente wordt betaald.
Slide 7 - Slide
De winst van een marktkoopman behoort tot het primaire inkomen
A
Dit is juist
B
Dit is onjuist
Slide 8 - Quiz
Een AOW-uitkering behoort tot het primaire inkomen
A
Dit is juist
B
Dit is onjuist
Slide 9 - Quiz
De ontvangen huur behoort tot het primaire inkomen
A
Dit is juist
B
Dit is onjuist
Slide 10 - Quiz
Een primair inkomen wordt verdiend door een productiefactor ter beschikking te stellen.
Bij de marktkoopman is dat zijn ondernemerschap.
De huur komt van een kapitaalgoed.
Bij een uitkering stel je in ruil voor het geld geen productiefactor beschikbaar!
Slide 11 - Slide
Van een bakker is gegeven:omzet € 135.000,- inkoop grondstoffen € 20.000,- betaling verzekeringspremies € 8.000,- betaling eigen personeel € 25.000,- Wat is de toegevoegde waarde van deze bakker?
A
€ 115.000,-
B
€ 110.000,-
C
€ 107.000,-
D
€ 82.000,-
Slide 12 - Quiz
Van een fietsenfabriek is gegeven: omzet € 950.000,- inkoop onderdelen € 150.000,- Wat is de bijdrage van deze fietsenfabriek aan het bbp?
A
€ 150.000,-
B
950.000 - 150.000 =
€ 800.000,-
C
€ 950.000,-
D
950.000 + 150.000 =
€ 1.100.000,-
Slide 13 - Quiz
Welke van de onderstaande uitgaven wordt niet van de toegevoegde waarde betaald?
A
ingekochte diensten
B
maandelijkse huur van het pand
C
winst voor de ondernemer
Slide 14 - Quiz
De toegevoegde waarde is de omzet min de
A
ingekochte goederen en diensten
B
uitbetaalde primaire inkomens
Slide 15 - Quiz
Het bbp is de optelsom van alle ..... van alle bedrijven in een land
A
toegevoegde waardes
B
omzetten
Slide 16 - Quiz
De economische groei is de stijging van het .... bbp
A
reële
B
nominale
Slide 17 - Quiz
Economische groei is de groei van de
A
totale hoeveelheid geproduceerde goederen en diensten in een land
B
totale productie van goederen en diensten in een land, in euro's uitgedrukt
Slide 18 - Quiz
Bij economische groei moet het aantal geproduceerde goederen en diensten toenemen!
Slide 19 - Slide
Het nominaal bbp van Nederland geeft
A
de totale productie van goederen en diensten in Nederland, in euro's uitgedrukt
B
het aantal geproduceerde goederen en diensten in Nederland
Slide 20 - Quiz
Leerdoelen vandaag:
Toegevoegde waarde: de toegevoegde waarde kunnen berekenen en de rol van de toegevoegde waarde in de economie begrijpen.
Het bbp en de economische groei: begrijpen wat het bbp is en wanneer er sprake is van economische groei.