Les 10 - 2HN - Maandag 2 okt.

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Les 10 - 2HN

Formuleren - Cursus 6

Grammatica - Cursus 5

DOME

HUISWERKCONTROLE

Wij hebben 

volgende week 

de toets ...

§3

-Anwar

-Rick

-Faye

-Thijs

-Maud

-Mike

-Jesse

-Rawad

-Levi

-Anouk V.

-Sem

§5 

-Jesse

-Levi

-Senna

-Anouk V.

-Sem

Planning

1. Nieuws

2. Herhaling vorige lessen

3. Afrondend en samenvattend werken

4. Zelfstandig werken

6. Afsluiting & huiswerk

NIEUWS VAN DE DAG

https://jeugdjournaal.nl

Ik ben het ... met de stelling van de dag.

1. Eens
2. Oneens

Cursus 6 - Formuleren

Hoe maak je een kloppende zin, in welke volgorde en met welke woorden?

§2 - Verwijswoorden (1)

-Zorgt voor woordvariatie (§4)

Klas 2HN zit in de les. Klas 2HN schrijft alles op. Klas 2HN ...

Klas 2HN zit in de les, zij schrijven alles op. 

Welke gebruik ik op welk moment?

-Zelfstandig naamwoord (die, dit, dat, deze) §3

>Bezittelijk voornaamwoord, persoonlijk voornaamwoord

§2 - Verwijswoorden (1)

Zelfstandig naamwoord	Verwijswoord (PV)	Verwijswoord (BN)	Bijvoorbeeld
Enkelvoud Mannelijk	Hij, hem	Zijn	Hij gaat elke ochtend weg met de fiets, heb je hem weleens gezien? Zijn fiets is geel.
Enkelvoud Vrouwelijk	Zij, ze	Haar	Zij is een erg bijzonder meisje- ze heeft niemand nodig. Haar gedachten houden d'r bezig.
Enkelvoud onzijdig	Het	Zijn	Het bestuur wil zijn besluit direct bekendmaken, nadat het heeft overlegd met andere betrokkenen.
Meervoud ( Bij personen )	Zij, ze, hen	Hun	Zij zijn altijd bezig met sporten, ze doen echt niets liever, heb je hen gezien? Hun sporttassen staan al klaar.
Meervoud ( Dieren en dingen )	Ze	Hun	Eekhoorntjes wonen in een boom, ze klimmen op takken. Hun nootjes verstoppen ze.

PV & BN

Persoonlijk voornaamwoord - Iets of iemand (ow of verwijzing)

Ik, Hij, zij, wij, jullie

Bezittelijk voornaamwoord - Gaat over bezit(zelfstandig naamwoord)

Mijn, zijn, hun, onze

Herhaling jaar 1 - Verwijswoorden

Z.N.	Verwijswoord	Voorbeeld
Enkelvoud, m/v ( De )	Deze, die	De kast > Deze kast (dichtbij), die kast (ver)
Onzijdig ( Het )	Dit, dat	Het boek > Dit boek (dichtbij) , dat boek (ver)
Meervoud	Deze, die	De stiften > Deze stiften (dichtbij), die stift (ver)

Personen	Met wie	De klasgenoot >Dat is de klasgenoot met wie ik mijn werkstuk maak.
Dier of ding	Waar of waarmee	De olifant >Dat is de olifant waarmee ik op de foto ben geweest tijdens de safari. Het schrift >Dat is het schrift waar mijn aantekeningen in staan.

§3  - Verwijs-woorden (2)

§4 - Variatie in woordgebruik

-Voorkomt saaie tekst

-Synoniemen

>Woordgroepen

-Verwijswoorden (§2+§3)

Cursus 5 - Grammatica

Woordsoorten- welke groepen woorden kennen wij en waarvoor gebruik je deze?

§1 - Herhaling leerjaar 1

-Wat wist je nog?

>Hoe goed kon je dit nog toepassen?

Wordt dit schooljaar nog gehanteerd

§5 - Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

§3 - formuleren

§3- Voegwoorden herkennen

-Verbintenis woorden of zinnen

1. Twee woorden>Appels of peren

2. Twee woordgroepen > De blije winnaar en teleurgestelde verliezer.

3. Zinnen > Ik ga altijd lopend naar school, want dat is gezond.

Functioneel - Tijd, reden, uitzondering, vergelijking, doel, keuze, aanvulling, voorwaarde

>Specifieke woorden

-Kommagebruik

§7 - Aanwijzend voornaamwoord

Formuleren §3 - verwijswoorden (2)

Verschil - kan alleen staan. Verwijswoorden verwijzen terug. 

Z.N.	Verwijswoord	Voorbeeld
Enkelvoud, m/v ( De )	Deze, die	De kast > Deze kast (dichtbij), die kast (ver)
Onzijdig ( Het )	Dit, dat	Het boek > Dit boek (dichtbij) , dat boek (ver)
Meervoud	Deze, die	De stiften > Deze stiften (dichtbij), die stift (ver)

§9 - Vragend voornaamwoord

1. Wie

2. Welk(e)

3. Wat

4. Wat voor (een)

Wie en wat zijn geen vragende voornaamwoorden als ze terugverwijzen --> Verwijswoorden

Wat hebben wij dus tot nu toe gehad?

Cursus 6 - Formuleren

§2 - Verwijswoorden (1)

§3 - Verwijswoorden (2)

§4 - Variatie in woordgebruik

Cursus 5 - Grammatica

§5 - Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

§3 - Voegwoorden herkennen

§7 - Aanwijzend voornaamwoord

§9 - Vragend voornaamwoord

Hoe kun je naar deze persoon verwijzen?

Hoe kun je hiernaar toe verwijzen?

Hoe kun je hiernaar toe verwijzen?

In de zin 'Mijn moeder, met wie ik altijd koffie drink, heeft vandaag geen tijd.' is 'wie' een ...

1. Vragend voornaamwoord
2. Werkwoord
3. Woord
4. Verwijswoord

Wat moet er op de lege plek staan?

Voegwoorden & Verwijswoorden

Maken

Als je bent uitgevallen tijdens de huiswerk-controle, maak je ALTIJD nog wat je mist!

Cursus 5 - Grammatica

§9 - vragend voornaamwoord

KLAAR? - Oefenen (extra)

Einde van de les

Huiswerk - Maak §3 - Voegwoorden herkennen 

& 7 aanwijzend voornaamwoord

uit cursus 5 grammatica