Grammatica les 6

WELKOM
Vandaag:
1) Herhaling  
2) Oefenen


1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

WELKOM
Vandaag:
1) Herhaling  
2) Oefenen


Slide 1 - Slide

Wat kan ik verwachten van de toets: Grammatica & formuleren? Onderdeel grammatica:
* Stellingen theorie waar/ niet waar
Bijv. "Het meewerkend voorwerp moet een mens of dier zijn, geen ding" = dit waar of niet waar 
* Zinsdelen benoemen: 
"Alle leerlingen hebben gisteren een boek gekozen" : wat voor zinsdeel is een boek? 
* Zinnen volledig ontleden t/m de bijwoordelijke bepaling 
* Samengestelde zinnen herkennen & Pv's herkennen in enkelv. en samengestelde zinnen
* Maak een zin met de volgende zinsdelen ( volgorde niet veranderen): 
Bijv. BWB / PV / OW / LV / MW 
* Woordsoorten benoemen (zoals de oefening in de les vorige week)
* Maak een zin met de volgende woordsoorten ( zoals de oefening in de les vorige week)


Slide 2 - Slide

Grammatica 
    Woordsoorten             benoemen

         oftewel

     Taalkundig                 ontleden 
      Zinsontleding

           
            oftewel

       Redekundig                ontleden 

Slide 3 - Slide

Grammatica 
1. Lidwoord 
2. Werkwoord
3. Zelfstandig naamwoord
4. Bijvoeglijk naamwoord
5. Voorzetsel
6. Voornaamwoorden (!)
7. Voegwoord
8. Bijwoord: een hele mooie doos
9. Telwoord: een, twee, tweede, vijfde
10. Tusssenwerpsel: Ach! Oei, dat zier er slecht uit!

x
Woordsoorten benoemen 
oftewel Taalkundig ontleden 
x

Slide 4 - Slide

Voornaamwoorden 
1) Persoonlijk voornaamwoord
2) Bezittelijk voornaamwoord
3) Aanwijzend voornaamwoord
4) Vragend voornaamwoord 

Slide 5 - Slide

1) Persoonlijk voornaamwoord

Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen naar levende wezens of zaken, zonder die verder bij de naam te noemen: 
ik, jou, zij, hen, hem, etc.


Slide 6 - Slide

2) Bezittelijk voornaamwoord 


Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is:
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze,  jullie, hun

Slide 7 - Slide

3) Aanwijzend voornaamwoord


Aanwijzend voornaamwoord wijst iets of iemand aan:
dat, deze, die, dit 

Slide 8 - Slide

4) Vragend voornaamwoord


 Een vragend voornaamwoord is een woord dat verwijst naar personen, dieren of dingen en hier iets over 'vraagt': 
wie, wat, welke, wat voor een, wiens 

Slide 9 - Slide

De kracht van herhaling 
Wat weten we nog van vorige week? 
 lidwoord/ werkwoord / zelfstandig naamwoord / bijvoeglijk naamwoord / voorzetsel / voegwoord / persoonlijk voornaamwoord / bezittelijk voornaamwoord / aanwijzend voornaamwoord / vragend voornaamwoord /
 

De slimme hond blijft in zijn eigen tuin omdat hij zijn nieuwe bal die zacht is ziet liggen. 




timer
3:00

Slide 10 - Slide

Grammatica 
1. Lidwoord
2. Werkwoord
3. Zelfstandig naamwoord
4. Bijvoeglijk naamwoord
5. Voorzetsel
6. Voornaamwoorden 
7. Voegwoord
8. Bijwoord
9. Telwoord
10. Tusssenwerpsel 

1. Persoonsvorm (tijdproef)
2. Onderwerp (wie/wat + pv)
3. Werkwoordelijk gezegde
4. Lijdend voorwerp
5. Meewerkend voorwerp
6. Bijwoordelijke bepaling


Woordsoorten benoemen 
oftewel Taalkundig ontleden 
Zinsontleding 
oftewel Redekundig ontleden 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Scores verbeteren
Cursus 5 Grammatica

§ 2 ZD Herhaling leerjaar 2 th
Opdracht 1 t/m 5
Maak deze opnieuw en kijk of je het nu foutloos kunt!



Slide 13 - Slide