Meewerkend voorwerp LUI, LEUR
Ik geef een cadeau aan papa Je donne un cadeau à papaIk geef hem een cadeau Je lui donne un cadeau
Ik geef een cadeau aan mama Je donne un cadeau à maman
Ik geef haar een cadeau Je lui donne un cadeau
Ik geef een cadeau aan papa en mama Je donne un cadeau à papa et maman
Ik geef hen een cadeau Je leur donne un cadeau