... weet je wat de planning is voor de rest van het interviewproject;
... weet je hoe je een interview kunt uitwerken;
... weet je wat de bijwoordelijke bepaling is.
Slide 3 - Slide
Interview uitwerken
Spreektaal omzetten in schrijftaal. Dat doe je zo:
Noteer eerst de vraag dikgedrukt, daaronder volgt het antwoord.
Vat lange antwoorden samen.
Gebruik geen woordjes die niets betekenen, zoals uh of zeg maar. Ook een uitroep als Pfff! Daar vraag je me wat! neem je niet in de tekst over.
Zie blz. 8 in de opdracht (Classroom)
Slide 4 - Slide
Planning
Deze/ volgende week (week 6/ 7): interview afnemen
Week 7/ 8: interview uitwerken en presentatie voorbereiden
Week 9 VAKANTIE
Week 10/ 11: presentaties interviewproject
Slide 5 - Slide
Bepalingen
3 soort die we behandelen:
Bijwoordelijke bepaling
Bijvoeglijke bepaling
Bepaling van gesteldheid
Slide 6 - Slide
De bijwoordelijke bepaling
Ontdekopdracht (5 min.):
Ontleden
Zinsdelen weghalen en smiley's in schema plaatsen
Uitleg
Oefenen: samen met mij of alleen
Slide 7 - Slide
'De man fietst.'
Is dit een complete zin?
Onderwerp en werkwoordelijk gezegde
Hoe veel rollen deelt het werkwoord fietsen uit?
Niets anders nodig in de zin, maar het kan wel:
Slide 8 - Slide
'De man fietst snel.'
Wat doet het woordje 'snel' hier?
We weten nu iets over de manier van fietsen
'Snel' is een bijwoordelijke bepaling
Slide 9 - Slide
Bijwoordelijke bepaling
Bwb's zeggen iets over het gezegde
Extra informatie
Geven antwoord op allerlei vragen: hoe? waar? waarom? wanneer? etc.
Vraagwoord in zin? Dat is dan zelf ook een bijwoordelijke bepaling (behalve wie/ wat)
Slide 10 - Slide
Extra informatie
Niet nodig, MAAR: geeft vaak juist de kern van de boodschap weer. Kijk maar:
'Je hebt de toets gemaakt.'
'Je hebt de toets goed gemaakt.'
'Je hebt de toets hopeloos gemaakt.'
Zonder bwb niet zo nuttig! Het gaat juist om hoe je de toets hebt gemaakt.
Slide 11 - Slide
Zie blz. 19
Klassikaal de zin 'de man fietst' aanvullen en opdracht 5 maken
'De Tour wordt ook nog wel gewonnen door Dumoulin.' > dan kan je de vraag wel stellen en is het een bwb.
Meerdere bwb's mogelijk in één zin. Dat is niet het geval bij zinsdelen die een rol ontvangen van het werkwoord!
'De man de vrouw fietst.' > kan niet
Slide 12 - Slide
Oefenen (blz. 20-24)
Opdracht 6: bwb opschrijven + de vraag waarop de bwb antwoord geeft
Opdracht 7: ontleden! Ook weer oefenen met andere zinsdelen, zoals voorzetselvoorwerp (LET OP: als je het al goed snapt, hoef je niet alle zinnen te oefenen)
Samen met mij of zelfstandig (=stil voor jezelf)
Klaar met 6 en 7 > probeer dan opdracht 8 te maken :)