B1E herhaling leesvaardigheid

Nederlands
B1E

Haa
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederlands
B1E

Haa

Slide 1 - Slide

Lezen
timer
1:00

Slide 2 - Slide

Leesmanieren
1. Zoekend lezen: gericht zoeken naar een antwoord
2. Globaal lezen: hoofdzaken uit de tekst halen. Je leest de eerste alinea, de kernzinnen en de laatste alinea.
3. Intensief lezen: de tekst helemaal begrijpen. Je leest alles heel goed, gaat op zoek naar verbanden tussen alinea's, gaat op zoek naar betekenissen van moeilijke woorden etc.
4. Kritisch lezen: tekst beoordelen

Slide 3 - Slide

hoofdgedachte 
Hoofdgedachte is vaak te vinden:

  • in de inleiding of het slot van de tekst

Vraag bij hoofdgedachte:
Wat is het belangrijkste wat er in de hele tekst over het onderwerp wordt gezegd?



Slide 4 - Slide

De hoofdgedachte is
A
het onderwerp van het artikel
B
de mening van de schrijver
C
het belangrijkste wat de schrijver zegt over de bijzaken
D
Het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt

Slide 5 - Quiz

Tekstdoelen en tekstsoorten (blz. 25-26)

Slide 6 - Slide

Is informeren een tekstdoel of een tekstsoort?
A
Tekstsoort
B
Tekstdoel
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 7 - Quiz


Wat is
het tekstdoel?
Tekstsoort? Tekstvorm?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 8 - Quiz


Wat is
het tekstdoel?
En, tekstsoort met tekstvorm?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 9 - Quiz

Alinea's en kernzinnen

Slide 10 - Slide

Alinea's en Kernzinnen
  • Een alinea bestaat uit 2 delen: de kernzin en de uitwerking/uitleg van de kernzin.
  • In een kernzin zet een schrijver vaak het belangrijkste van de alinea: de hoofdzaak.

  • Een kernzin is vaak de eerste, tweede of de laatste zin van de alinea. 

  • Andere zinnen bevatten minder belangrijke dingen, dit noemen we bijzaken.
    Voorbeelden van minder belangrijke dingen: Uitleg, toelichting of voorbeeld.


Slide 11 - Slide

Naast de kernzin(nen) staan er nog meer zinnen in een alinea. Wat doen deze?
A
Ze zijn opvulling voor de alinea
B
Ze geven voorbeelden
C
Ze geven toelichting
D
De alinea bestaat alleen uit kernzinnen.

Slide 12 - Quiz

Hoeveel kernzinnen heeft een alinea?
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 13 - Quiz

Inleiding, middenstuk, slot

Slide 14 - Slide

EEN TEKST HEEFT DE VOLGENDE ONDERDELEN:
INLEIDING - KERN - SLOT
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

In welk deel van de tekst vind je de kern (het belangrijkste)?
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot
D
inleiding en slot

Slide 16 - Quiz

De inleiding en het slot van een tekst kunnen verschillende functies hebben. Sleep de functies naar het juiste vak. 
Functie van een inleiding






Functie van een slot

het onderwerp noemen
samenvatting van de inhoud geven
conclusie
centrale vraag stellen 
Toekomstver-wachting uitspreken
persoon introduceren
advies geven
aanleiding noemen
mening van de schrijver geven

Slide 17 - Drag question

DEELONDERWERPEN
In een tekst kunnen verschillende dingen over een onderwerp gezegd worden.
Deze kleinere aspecten van het onderwerp zijn deelonderwerpen.

Meestal wordt er in één alinea één deelonderwerp behandeld.

Slide 18 - Slide

Deelonderwerpen zijn
A
kernzinnen
B
toelichting of voorbeelden
C
tussenkopjes
D
onderdelen van het onderwerp

Slide 19 - Quiz

maken..
Cursus 6 - formuleren- §6 Trappen van vergelijking - opdracht 1,  4, 5

Cursus 1 - Meer dan lezen - §6 deelonderwerpen  - opdracht 1 , 2 , 4, 5

Cursus 1 - Meer dan lezen - §7 Meer  lezen - opdracht 1 t/m 3

Fictiedossier (2 juni)

Slide 20 - Slide