3MAVO - Taalverzorging Spelling - H4

Meervoud
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Meervoud

Slide 1 - Slide

Zelfstandig naamwoorden kunnen in het enkelvoud staan of meervoud. Als je er meervoud van wil maken moet je per woord bekijken hoe je het dan moet schrijven. Dat kan namelijk op verschillende manieren:

Leeuw --> leeuwen  (+en)
Melodie --> melodieën (+ën)
Datum --> datums of data (meerdere meervoudsvormen)
Studie --> studies ( +s)


Slide 2 - Slide

Meervoud -en
De meeste woorden krijgen in het meervoud -en aan het einde erbij. Kijk maar:

leeuw --> leeuwen
baard --> baarden
stoel --> stoelen
trui --> truien

Slide 3 - Slide

LET OP! Soms moet je het woord iets veranderen. Kijk maar:

braam --> bramen  (dus geen braamen)
huis --> huizen        (dus niet huisen)
mug --> muggen     (dus niet mugen)
brief --> brieven      (dus niet briefen)

Slide 4 - Slide

Meervoud -s
Sommige woorden krijgen een -s extra aan het einde:

aapje --> aapjes
studie --> studies
café --> cafés


Slide 5 - Slide

Let op! Woorden die eindigen op -a, -i, -o, -u en -y krijgen een apostrof ('s):
duo's                              
drama's                                      
massa's 
baby's
Als er meer klinkers staan of het woord eindigt op een -e, dan wordt de s eraan vast geschreven:
bureaus
cafés

Slide 6 - Slide

Afkortingen die je als losse letters uitspreekt, krijgt in het meervoud altijd -’s.
Kijk maar:

cd --> cd's
BMW --> BMW's
tv --> tv's

Slide 7 - Slide

Meervoud -ë of -ën
Bij een woord dat eindigt op -ee of -ie, gebruik je een trema. Bijvoorbeeld:
zee → zeeën 
melodie → melodieën 
Als de klemtoon niet op de -ie valt, komt er alleen een -n, dus geen -en. Denk wel om de trema! Bijvoorbeeld: 
bacterie → bacteriën
olie → oliën
porie → poriën

Slide 8 - Slide

Let op!
Het trema komt altijd op de laatste -e. 
Kijk maar:

-drieën
-strategieën
-ideeën

Slide 9 - Slide

Bijzondere gevallen 1
Sommige woorden hebben twee meervoudsvormen.
Bijvoorbeeld:

datum --> datums of data (GEEN data's)
museum --> museums of musea (GEEN musea's)
weide --> weiden of weides


Slide 10 - Slide

Bijzondere gevallen 2
Sommige zelfstandig woorden hebben een bijzonder meervoud. Kijk maar: 

zeeman --> zeelui
technicus --> technici

Slide 11 - Slide

Sommige woorden kennen geen meervoud, zoals koffie en melk. Ken jij er nog meer? Noem er twee.

Slide 12 - Open question

Hoe spel je het volgende woord in het meervoud: bacterie
A
bacterien
B
bacteriën
C
bacterieën
D
bacteries

Slide 13 - Quiz

Hoe spel je het woord strategie in het meervoud?
A
strategieen
B
strategieën
C
strategiën
D
strategien

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Video