This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Signaalwoorden
Eerst
Vervolgens
Daarna
Tenslotte
Maar
Echter
Slide 1 - Slide
Opdracht 1 blz. 65
Zoek opdracht 1 op blz. 65. Lees tekst 2.
Geef bij de volgende opdrachten antwoord op de vragen.
Veel succes!
Slide 2 - Slide
1. Wat is het onderwerp van tekst 2?
Slide 3 - Open question
2. Wat is de tegenstelling die in alinea 1 staat?
A
de volgende dag in huis - risico's online shoppen
B
online shoppen is makkelijk - het gaat soms mis
C
online winkelen - risico's gewoon winkelen
Slide 4 - Quiz
3. Aan welk signaalwoord herken je die tegenstelling?
Slide 5 - Open question
4. In alinea 1 worden drie risico's genoemd van online winkelen. Noteer er twee.
Slide 6 - Open question
5. Wat doe je nadat je gezien hebt dat een webshop een keurmerk vermeldt (al. 2)?
Slide 7 - Open question
6. In alinea 2, 3 en 4 krijg je tops over keurmerk, manier van betalen en bedenktijd. Aan welke signaalwoorden herken je die tips?
Slide 8 - Open question
7. Had de schrijver alinea 2, 3 en 4 ook in een andere volgorde kunnen zetten? Leg je antwoord uit.
Slide 9 - Open question
8. Waarvan zijn de woorden 'internetbankieren' en 'iDEAL' in alinea 3 voorbeelden?
Slide 10 - Open question
9. Noteer een voordeel en een nadeel van vooraf betalen uit de tekst.
Slide 11 - Open question
10. Noteer twee manieren van achteraf betalen uit de tekst.
Slide 12 - Open question
11. Noem zelf een voordeel en een nadeel van online winkelen.
Slide 13 - Open question
Opdracht 2 blz. 66
De volgende vragen gaan over tekst 3 op blz. 66 en 67. Lees die tekst en maak dan de opdrachten.
Slide 14 - Slide
1. Kies de werkzaamheden die volgens jou iemand van 14 jaar tegen betaling mag doen. De opties vind je bij opdracht 2, vraag 1 op blz. 66
Slide 15 - Open question
2. Wat is het onderwerp van tekst 3?
A
Je eigen geld verdienen
B
Regels voor werk door jongeren
C
Veilig en gezond opgroeien in Nederland
Slide 16 - Quiz
3. Wat is het doel van deze tekst?
A
De schrijver wil de lezer amuseren
B
De schrijver wil de lezer iets laten doen
C
De schrijver wil de lezer informatie geven
D
De schrijver wil de lezer zijn mening geven.
Slide 17 - Quiz
4. Wat betekent dit woord uit de tekst? Overheid (al. 1) Kies uit: 'afgesproken en opgeschreven', 'binnen bepaalde grenzen', 'hoogstens', 'precies' of 'regering van een land'
Slide 18 - Open question
4. Wat betekent dit woord uit de tekst? Beperkt (al. 1) Kies uit: 'afgesproken en opgeschreven', 'binnen bepaalde grenzen', 'hoogstens', 'precies' of 'regering van een land'
Slide 19 - Open question
4. Wat betekent dit woord uit de tekst? Vastgelegd (al. 5) Kies uit: 'afgesproken en opgeschreven', 'binnen bepaalde grenzen', 'hoogstens', 'precies' of 'regering van een land'
Slide 20 - Open question
4. Wat betekent dit woord uit de tekst? Exact (al. 4) Kies uit: 'afgesproken en opgeschreven', 'binnen bepaalde grenzen', 'hoogstens', 'precies' of 'regering van een land'
Slide 21 - Open question
4. Wat betekent dit woord uit de tekst? Maximaal (al. 4) Kies uit: 'afgesproken en opgeschreven', 'binnen bepaalde grenzen', 'hoogstens', 'precies' of 'regering van een land'
Slide 22 - Open question
5. Waarom heeft de overheid regels gemaakt voor kinderen die willen werken (al. 1)?
Slide 23 - Open question
6. Aan welk signaalwoord herken je de reden waarom de overheid regels heeft gemaakt?
Slide 24 - Open question
7. In alinea 2 krijg je twee voorbeelden van klusjes die mag doen als 13- of 14-jarige. Welk signaalwoord zegt: let op, nu komen de voorbeelden?
Slide 25 - Open question
8. In de laatste zin van alinea 2 staan ook voorbeelden. Waarvan zijn dit voorbeelden?
Slide 26 - Open question
9. Wat hebben alinea 2 en 3 met elkaar te maken?
Slide 27 - Open question
10. Waarvan wordt in alinea 3 een opsomming gemaakt?
Slide 28 - Open question
11. Wat is het doel van de tabel bij tekst 3?
A
De aandacht van de lezer trekken
B
De informatie uit alinea 4 kort weergeven
C
Extra informatie geven bij alinea 4
Slide 29 - Quiz
12. Mag je op een schooldag vakkenvullen in de supermarkt? Leg uit.
Slide 30 - Open question
13. Is het minimumloon voor iedereen vanaf 15 jaar hetzelfde, denk je? Leg uit.
Slide 31 - Open question
Welke vragen en/of tips heb je voor je docent?
Slide 32 - Open question
Klaar?
Maak opdracht 3 in je schrift of werk aan je taken in Numo.