Facilitaire dienstverlening formatief

Facilitaire dienstverlening
1 / 11
next
Slide 1: Slide
Facilitaire dienstverleningMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Facilitaire dienstverlening

Slide 1 - Slide

Noem een voorbeeld van facilitaire dienstverlening

Slide 2 - Open question

Dit hoort niet bij de facilitaire dienstverlening
A
catering
B
veiligheid
C
danser
D
schoonmaak

Slide 3 - Quiz

Hoe neem je de telefoon op als facilitair medewerker?
A
je eigen naam, daarna naam van het bedrijf
B
de naam van het bedrijf, je eigen naam,
C
goedendag
D
Goedendag, naam van het bedrijf , je eigen naam

Slide 4 - Quiz

Horeca en gastvrijheid
Handhaving en veiligheid
Administratie en Facilitaire dienstverlening
receptionist
Gastvrouw
Politieagent
Conciërge
Ambulance
De ober
Kok
Beveiliger
Secretaresse

Slide 5 - Drag question

Een dienstverlener moet representatief zijn. Wat betekent ‘representatief’?

Slide 6 - Open question

Een baliemedewerker moet representatief zijn. Wat betekent ‘representatief’?
A
Dat je aardig en klantvriendelijk bent
B
Dat je de omgangsregels die gelden in het bedrijf kunt toepassen.
C
Dat je het bedrijf en alle medewerkers goed kent.
D
Dat je met je uiterlijk en gedrag laat zien dat je bij het bedrijf hoort.

Slide 7 - Quiz

Sleep de afbeeldingen naar het juiste hokje. Is het wel of niet representatief?
Wel representatief
Niet representatief

Slide 8 - Drag question

welke kwaliteit is volgens jullie het belangrijkste voor een facilitair medewerker.
Communicatieve vaardigheden
Organisatietalent
Technische kennis
Probleemoplossend vermogen

Slide 9 - Poll

Wat is een van de belangrijkste taken van een facilitair medewerker?
A
Ontwikkelen van marketingstrategieën
B
Beheren en onderhouden van gebouwen en faciliteiten
C
Opstellen van financiële rapporten
D
Werven en selecteren van personeel

Slide 10 - Quiz

Wat betekent preventief onderhoud?
A
Het uitvoeren van reparaties zodra er een defect optreedt.
B
Het onderhouden van systemen en apparatuur op regelmatige basis om storingen te voorkomen.
C
Het vervangen van apparatuur alleen wanneer het niet meer functioneert.
D
Het schoonmaken van werkruimtes en kantoorapparatuur.

Slide 11 - Quiz