4H 1.4 Organellen

1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

             Startopdracht  
Welke nummers komen zowel voor bij dierlijke als plantaardige cellen? 
a) 3, 4, 5, 7, 8 en 10
b) 3, 4, 5, 8 en 10
c) 4, 7, 8 en 10
d) 4, 5, 8 en 10
 Welkom!
  • Loop rustig het lokaal binnen en praat zachtjes.
  • Ga zitten op je stoel
  • Oortjes doe je uit
  • Je jas hang je over je stoel
  • Pak je boek + pen 
  • Maak de startopdracht alleen en in stilte.
timer
5:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

              Antwoord startopdracht  

Welke nummers komen zowel voor bij dierlijke als plantaardige cellen?

a) 3, 4, 5, 7, 8 en 10
b) 3, 4, 5, 8 en 10
c) 4, 7, 8 en 10
d) 4, 5, 8 en 10

 
Dierlijke cellen hebben
geen grote vacuole (3) en geen celwand (5).

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Inleiding in de biologie
1.1 Biologie is overal
1.2 Organen, weefsels en cellen
1.3 Plantaardige en dierlijke cellen
1.4 Organellen
1.5 Transport door membranen
1.6 Natuurwetenschappelijk onderzoek

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen 1.4
  • Je kunt een cel beschrijven als een zelfstandig functionerende biologische eenheid.
  • Je kunt de functies van de celorganellen benoemen.
  • Je kunt beschrijven hoe transport van stoffen via celmembranen plaatsvindt. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Video

This item has no instructions

Celorganellen --> deel van de 
cel met een bepaalde functie.


Een plantaardige cel heeft 
meer organellen dan een 
dierlijke cel.

BiNaS tabel 79B en 79C

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Celmembraan 
  • De grens tussen de binnenkant en de buitenkant --> dun vloeibaar vliesje.
  • Bepaalt welke stoffen de cel in en uitgaan door middel van membraaneiwitten.           Dat kunnen kanaaltjes of pompen zijn.
  • Op het celmembraan bevinden zich ook receptor-eiwitten waar stoffen (zoals hormonen) zich aan kunnen binden. Er vindt dan een reactie plaats in de cel. 
  • Koolhydraatketens (suikers) aan de buitenkant --> rol bij herkenning van de cel
BiNaS tabel 79D

Slide 9 - Slide

Een glycoproteïne is een eiwit met daaraan gekoppeld een of meer suikereenheden, oligosachariden. De suikereenheden worden in het endoplasmatisch reticulum van de cel op de eiwitten geplakt. Een bekende glycoproteïne is Epo.
Celkern
  • Celkern regelt alle processen in de cel. 
  • De eiwitten worden gemaakt met behulp van het DNA, die bepaalt hoe de eiwitten eruit zien.
  • Hiervoor moet het DNA worden vertaald in m-RNA wat de celkern kan verlaten en in de ribosomen de eiwitten kan gaan vormen.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Ribosomen & Ruw endoplastisch reticulum
  • Ribosomen maken eiwitten in de cel (eiwitsynthese). Dit doen zij terwijl ze aan het RER vast zitten of los in de cel.
  • Eiwitten gemaakt in het RER worden verpakt in blaasjes voor verder transport naar het het Golgi-apparaat. (golgi-systeem)

BiNaS tabel 79D

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

BiNaS tabel 79D

Slide 12 - Slide

This item has no instructions


Golgisysteem / Lysosomen
  • Eiwitten worden gesorteerd en bewerkt in het golgisysteem.
  • Via transportblaasjes komen de eiwitten aan bij het celmembraan.
Het golgi-systeem maakt ook lysosomen --> blaasjes met enzymen die stoffen kunnen afbreken of omzetten.


Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Exocytose = stoffen worden naar buiten de cel getransporteerd door het afsnoeren van een blaasje door het celmembraan. Bij endocytose komen er stoffen in de cel. 
BiNaS tabel 79D

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Golgisysteem en lysosomen
  • Lysosomen --> insnoeringen van eigen membraan
  • Het zijn blaasjes met enzymen die stoffen kunnen afbreken of omzetten --> voor elke reactie een ander enzym

Slide 15 - Slide

Pino.cytose is het zelfde als fagocytose, maar dan met vloeistof. Het is een vorm van endocytose. 
Mitochondriën
  • Energiefabriekjes van de cel.
  • In de mitochondriën worden de brandstoffen (glucose) verbrand, dit levert energie op --> ATP
  • Enzymen die hiervoor nodig zijn liggen op het binnenmembraan. 
  • De hoeveelheid mitochondriën in de cel is afhankelijk van de functie van de cel.

BiNaS tabel 79D

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Bladgroenkorrels (plantaardige cellen)
  • Plaats voor de fotosynthese --> de omzetting van lichtenergie, water en koolstofdioxide in glucose en zuurstof
  • Dubbel membraan met daarbinnen platte blaasjes die enzymen bevatten voor fotosynthese.
BiNaS tabel 79D

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Het glad endoplasmatisch reticulum (GER)
  • Bevat géén ribosomen.
  • Transport van stoffen binnen de cel.
  • Speelt een rol bij stofwisseling. Het produceert b.v. vetten, speelt een rol bij opname van calcium en maakt b.v. gifstoffen onschadelijk (levercellen).


Slide 18 - Slide

Speelt b.v. een rol bij opslag van calcium in de cel
in Levercellen maakt het gifstoffen onschadelijk. 
Huiswerk

Lezen 1.5 tot transporteiwitten
Maken opdracht 43 t/m 47 + lijst met dikgedrukte woorden  

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Bedenk voor jezelf 2 dingen die je bij 1.4 geleerd hebt. 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions